#711 Over verzoening gesproken -2-
Klik hieronder om naar de uitzending te bellen:
Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE;
2 Heere, hoor naar mijn stem.
Laat Uw oren opmerkzaam zijn
op mijn luide smeekbeden.
3 Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let,
Heere, wie zal staande blijven?
4 Maar bij U is vergeving,
opdat U gevreesd wordt.
5 Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem
en ik hoop op Zijn woord.
6 Mijn ziel wacht op de Heere,
meer dan wachters op de morgen,
wachters op de morgen.
7 Laat Israël hopen op de HEERE,
want bij de HEERE is goedertierenheid
en bij Hem is veel verlossing.
8 Ja, Hij zal Israël verlossen
van al zijn ongerechtigheden.
#711 Over verzoening gesproken -2-
In de voorgaande twee afleveringen hebben we aan de hand van de psalm met elkaar stilgestaan bij het persoonlijke aspect van deze psalm waarin we troost en kracht en moed voor de toekomst kunnen en mogen ontlenen. Daarna hebben we met elkaar stilgestaan bij het verband van Psalm 130 met Grote Verzoendag of Jom Kippoer.
En als je dit zo overdenkt, valt het toch op dat het Woord van God zo rijk en veelomvattend is, vindt u ook niet? Het Woord mag zo gezien tot troost zijn voor ons persoonlijk leven alle eeuwen door en ook nu in de 21e eeuw. Heel persoonlijk voor u en mij. Maar tegelijkertijd mogen dezelfde woorden betrekking hebben op het Joodse volk alleen, en spreken van verzoening en verlossing voor Zijn volk, maar eveneens betrekking hebben op de geweldige nabije toekomst die voor ons ligt. Waar vind je in de boekenwinkel nog zo’n boek, met zo’n rijke en veelzijdige inhoud? Lieve luisteraars, wat mogen we onszelf gelukkig prijzen wanneer we dit boek, maar vooral de Schrijver van dit boek hebben mogen leren kennen. Dan zijn we de gelukkigste mensen op deze aarde. Ook al ben je misschien straat en straat arm.
Zo, dat maar even als inleiding. De komende dagen wil ik samen met u nadenken over de inhoudelijke kant van deze prachtige Psalm. Over de Psalm van verlossing en verzoening.
Dit elfde pelgrimslied of “Lied van de Beklimmingen en Opstijgingen” is ook de zesde van de zeven “boetpsalmen” (Psalm 6; 32; 38; 51; 102; 130; 143). De schrijver van de psalm roept “uit de diepte … tot U, HEER” ( Psalm 130:1b ; vgl. Jona 2:2 ). Dit gaat over de diepten van de zee als een beeld van een zeer grote nood waarin de mens slechts één stap verwijderd is van de dood. Deze woorden brengen mij in gedachten terug bij Genesis 3: want stof bent u en u zult tot stof terugkeren. De woorden brengen mij terug naar Dachau, waar het volk de gaskamers in werden gejaagd tot niemand meer een cent voor het Joodse volk gaf. Maar de woorden brengen mij ook terug naar die plek daar vlakbij de poorten van Jeruzalem, daar op Golgotha. Een groter nood is niet te omschrijven wanneer we de Zoon van God horen roepen: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten…
Maar uit de diepten van ons bestaan, uit de diepten van het bestaan van het Joodse volk, Gods volk, en uit de diepten van het graf van Vaders Zoon mag nieuw leven ontstaan. Op de Opstandingsdag, de eerste dag van de week mag klinken: Geen dood hield Davids Zoon omkneld. Hij overwon, die sterke Held.
En over Israel Gods volk lezen we in Jesaja 51
10 Bent u het niet die de zee heeft drooggelegd,
de wateren van de grote watervloed,
die de diepten van de zee gemaakt heeft tot een weg,
zodat de verlosten erdoor konden gaan?
11 Zo zullen wie door de HEERE zijn vrijgekocht, terugkeren
en met gejuich in Sion komen.
Eeuwige blijdschap zal op hun hoofd zijn,
vreugde en blijdschap zullen zij verkrijgen,
verdriet en gezucht zullen wegvluchten.
12Ik, Ik ben het Die u troost.
Weet u, God laat Zijn volk, God laat ons en Vader laat zijn Zoon niet in de diepte, in de ellende achter. Inderdaad, de schrijver van de psalm spreekt van “ongerechtigheden”, “vergeving”, “goedertierenheid” en “verlossing” ( Psalm 130:3 ; 4 ; 7 ; 8 ).
Wanneer ik deze woorden op mij in laat werken, dan weerklinken deze woorden in mijn gedachten: “ongerechtigheden”, “vergeving”, “goedertierenheid” en “verlossing. En hoe mooi is het om in deze woorden, in deze psalm, het verlossingswerk van de Messias te ontdekken. In deze psalm, die begint vanuit de diepten van ellende en eindigt in de verlossing. Niet uit eigen werken, maar uit genade, vergeving, goedertierenheid.
Voor ons persoonlijk, voor u en mij, maar eveneens en zeker niet minder waar voor zijn oogappel, Zijn volk Israel.
Als dat geen zegen is.
Voor deze keer heb ik gekozen voor een Hebreeuwse uitvoering van Psalm 130:
DELEN
[Sassy_Social_Share]