#0750 Over Koningschap gesproken -4-
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Psalm 132 -20-
1 Een pelgrimslied.
HEERE, denk aan David,
aan al zijn lijden,
2 hoe hij de HEERE gezworen heeft,
de Machtige Jakobs deze gelofte deed:
3 Nee, ik ga mijn tent, mijn huis, niet binnen,
ik leg mij op de rustbank, mijn bed, niet neer;
4 ik gun mijn ogen geen slaap,
mijn oogleden geen sluimer,
5 totdat ik voor de HEERE een plaats gevonden heb,
een woning voor de Machtige Jakobs!
6 Zie, wij hebben van de ark gehoord in Efratha,
hem gevonden in de velden van Jaär.
7 Laten wij Zijn woning binnengaan,
ons neerbuigen voor de voetbank van Zijn voeten.
8 Sta op, HEERE, ga naar Uw rustplaats,
U en de ark van Uw macht.
9Laat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid,
laat Uw gunstelingen juichen.
10Wijs het gebed Letterlijk: het gezicht. van Uw gezalfde niet af,
omwille van David, Uw dienaar.
11 De HEERE heeft David in waarheid gezworen,
en Hij zal daar niet van afwijken:
Eén van de vrucht van uw schoot
zal Ik op uw troon zetten.
12 Als uw zonen Mijn verbond in acht zullen nemen
en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal,
zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid
op uw troon zitten.
13 Want de HEERE heeft Sion verkozen,
Hij heeft het begeerd tot Zijn woongebied.
14 Dit is, zei Hij, Mijn rustplaats tot in eeuwigheid,
hier zal Ik wonen, want naar haar heb Ik verlangd.
15 Haar voedsel zal Ik rijk zegenen,
haar armen met brood verzadigen.
16 Haar priesters zal Ik kleden met heil,
haar gunstelingen zullen uitbundig juichen.
17 Daar zal Ik voor David een hoorn doen opkomen
en voor Mijn gezalfde een lamp gereedmaken.
18 Ik zal zijn vijanden met schaamte kleden,
maar op hem zal zijn diadeem schitteren.
#0750 Over Koningschap gesproken -4-
Dachten we in de voorgaande uitzending na over de vervallen hut van David, we willen nu vooral kijken naar het herstel
Want in hoofdstuk 9 vers 11 lezen we de woorden van de profeet Amos:
Op die dag zal Ik oprichten
de vervallen hut van David.
Zijn scheuren zal Ik dichtmaken,
en wat aan hem is afgebroken, zal Ik oprichten,
Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af;
Met deze woorden wordt het herstel van Israël voorzegd, zoals het eerst was in al zijn glorie (“als in de dagen van ouds” 9:11).
Het huis van David is verdeeld en vervallen. Commentatoren zeggen dat het hier gaat om het herstel van het twee stammenrijk en het tien stammenrijk. In de context van het boek Amos is dit een aannemelijke verklaring, de scheuring tussen beide rijken neemt er namelijk een belangrijke plaats in.
In de vertaling van 1951 wordt ook letterlijk het “herstel van scheuren” genoemd (9:11). Het gaat hier om het huis van David, het Davidische koningschap dat weer als één rijk zal worden hersteld. Maar wanneer zal dit vervuld worden? Er zitten meerdere lagen in de vervulling van deze profetie.
In Handelingen 15 citeert Jacobus dit vers tijdens het apostelconvent (Hand. 15:16-17). Gezien het belang van dit hoofdstuk in de heilsgeschiedenis lezen we een gedeelte uit dit belangrijke hoofdstuk 15 uit de Handelingen:
En enigen die uit Judea gekomen waren, leerden de broeders: (Gal. 5:2) Als u niet besneden wordt volgens het gebruik van Mozes, kunt u niet zalig worden.
2 Toen er dan van de kant van Paulus en Barnabas een niet geringe tegenstand en woordenstrijd tegen hen ontstond, bepaalden zij dat Paulus en Barnabas en enkele anderen uit hen in verband met dit geschilpunt naar de apostelen en ouderlingen in Jeruzalem zouden gaan.
3 Nadat zij dan door de gemeente uitgeleide gedaan waren, reisden zij door Fenicië en Samaria en vertelden over de bekering van de heidenen, en zij bezorgden al de broeders grote blijdschap.
4 Toen zij in Jeruzalem gekomen waren, werden zij ontvangen door de gemeente en de apostelen en de ouderlingen; en zij deden verslag van alles wat God door hen gedaan had.
5 Maar, zeiden zij, er zijn er enigen opgestaan onder de aanhangers van de sekte van de Farizeeën die gelovig zijn geworden, die zeggen dat men hen moet besnijden en moet gebieden de wet van Mozes in acht te nemen.
6 En de apostelen en de ouderlingen kwamen bijeen om deze zaak te bezien.
7 En toen daarover een heftige woordenstrijd ontstond, stond Petrus op en zei tegen hen: Mannenbroeders, u weet dat God lang geleden -Letterlijk: van oude dagen- onder ons mij uitgekozen heeft, zodat de heidenen uit mijn mond het woord van het Evangelie zouden horen, en zouden geloven.
8 En God, de Kenner van de harten, heeft getuigenis aan hen gegeven door hun de Heilige Geest te geven, evenals aan ons;
9 en Hij heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, en heeft hun hart door het geloof gereinigd.
10 Welnu dan, waarom verzoekt u God door een juk op de hals van de discipelen te leggen dat onze vaderen en ook wij niet hebben kunnen dragen?
11 Maar wij geloven door de genade van de Heere Jezus Christus op dezelfde wijze zalig te worden als ook zij.
12 En heel de menigte zweeg, en zij hoorden Barnabas en Paulus vertellen wat voor grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had.
13 En toen zij zwegen, antwoordde Jakobus: Mannenbroeders, luister naar mij.
14 Simeon heeft verteld hoe God voorheen naar de heidenen omgezien heeft om voor Zijn Naam uit hen een volk aan te nemen.
15 En hiermee stemmen de woorden van de profeten overeen, zoals geschreven staat:
16 (Amos 9:11,12) Hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken, weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten,
17opdat de mensen die overgebleven zijn, de Heere zouden zoeken, en alle heidenen over wie Mijn Naam uitgeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet.
18 Aan God zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend.
19 Daarom ben ik van oordeel dat men het hun die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet lastig moet maken,
20 maar aan hen moet schrijven dat zij zich dienen te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, van ontucht, van het verstikte en van bloed.
Hierin zien we dus dat Petrus een toespraak houd naar aanleiding van het feit dat het evangelie ook naar de heidenen is gegaan en zij de Heilige Geest ontvangen hadden. En dat nota bene zonder besnijdenis en het onderhouden van de wet van Mozes! Hoe kan dat? Petrus had het wel erg ‘bont’ gemaakt door zelfs te beweren dat Joden op dezelfde wijze behouden moesten worden als de heidenen (vers 11).
Maar dan volgt de verklaring van Jacobus “hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen” (vers 14). Vervolgens koppelt Jacobus dit aan de profetie van Amos. Hij legt hier zijn hand op deze belofte. Hij ziet in Christus de vervulling van het herstel van het Davidisch koningschap, maar daaraan voorafgaand het ontstaan van een gemeente van gelovigen. Het heil is niet alleen voor Israël, maar voor de gehele mensheid (vers 17). Let hier op een verschil in woordkeus: Jacobus zegt niet zoals Amos “Te dien dage”, maar zegt “Na deze”. Er is hier dus sprake van een volgorde:
God vergadert Zich eerst een volk uit de heidenen (vers 14);
2. daarna komt Hij terug om de vervallen hut van David weder op te bouwen (vers 16);
3. met als gevolg dat het overige deel der mensen de Heere zoeken (vers 17).
Het “te dien dage” geeft een zicht op het laatst van de dagen. Amos kijkt hier ver de toekomst in naar het einde der tijden. In die dagen zullen al deze beloften volledig werkelijkheid worden. Dan zal de volheid der heiden aanbreken (Rom. 11:25) en Christus’ koninkrijk gevestigd worden.
Christus zal dan als koning regeren, als de ware Zoon van David. Nu is het heil naar de heidenen gegaan. Niet omdat God Zijn volk verstoten heeft, maar met het doel dat eens “gans Israël zalig zal worden”.
Als dat geen zegen is.
DELEN
[Sassy_Social_Share]