#0707 Over benauwdheid en verlossing gesproken -2-
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
1 Een pelgrimslied.
Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd
– zeg dat toch, Israël.
2 Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd;
toch hebben zij mij niet overwonnen.
3 Ploegers hebben mijn rug geploegd,
zij hebben hun voren lang gemaakt.
4 De HEERE, Die rechtvaardig is,
heeft de touwen van de goddelozen afgehakt.
5 Laat beschaamd worden en terugwijken
allen die Sion haten.
6 Laat hen worden als gras op de daken,
dat verdort voordat men het uittrekt,
7 waarmee de maaier zijn hand niet vult,
of de schovenbinder zijn arm;
8 en de voorbijgangers zeggen niet:
De zegen van de HEERE zij met u,
wij zegenen u in de Naam van de HEERE.
#0707 Over benauwdheid en verlossing gesproken -2-
In het vervolg van de voorgaande aflevering denken we weer verder na over deze indrukwekkende Pelgrims- of opgangspsalm. En de beeldspraak is weer sterk aanwezig. De lange voren die in een land dat wordt omgeploegd, worden getrokken, zijn te vergelijken met de striemen van een geseling op iemands rug. De rug is beeldspraak voor de achter hen liggende recente geschiedenis, het verleden, die een geschiedenis van lijden is. Dat de voren lang gemaakt zijn, verwijst naar de tijdsduur, de lange periode van lijden en met name de tijd van grote verdrukking.
Dit is specifiek een beeld dat gebruikt wordt in Jesaja 28 voor de tuchtiging van de HEERE door middel van Assyrië. We luisteren naar de woorden van de Profeet:
23 Neem ter ore en luister naar mijn stem,
sla er acht op en luister naar mijn woorden!
24 Ploegt de ploeger heel de dag door om te zaaien?
Blijft hij zijn land altijd maar openleggen en eggen?
25 Is het niet zo: heeft hij de bovenlaag ervan geëffend,
dan strooit hij wikke uit, zaait er komijn op,
en zet tarwe op rij, gerst per vak,
en spelt aan de rand?
26 Zijn God onderwijst hem
over de juiste wijze. Hij onderwijst hem.
27 Want men dorst wikke toch niet met een dorsslede,
en rolt over komijn toch geen wagenwiel?
Maar wikke wordt uitgeklopt met een stok,
en komijn met een staak.
28 Broodkoren moet wel fijngemaakt worden,
maar hij dorst en dorst
het niet voor altijd door;
hij plet het niet met zijn wagenwiel,
met zijn paarden verpulvert hij het niet.
29 Ook dit gaat uit van de HEERE van de legermachten.
Hij is wonderbaar van raad, Hij is groot in wijsheid.
Ongetwijfeld gaan onze gedachten terug bij het lezen van de woorden: Ploegers hebben mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang gemaakt, naar de Heere Zelf, hetgeen ook geprofeteerd is in Jesaja 50 vers 6: Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. En in Jesaja 53 vers 5: Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
Profetisch gaat het hier in vers 3 om de gramschap van de HEERE, de tuchtiging die Hij heeft gebruikt om Israël te louteren.
Dat Gods volk kan terugkijken, bewijst dat ze er nog zijn. Dat hebben ze niet aan zichzelf, maar uitsluitend aan de HEERE te danken. Nu komt Hij tevoorschijn. Ze weten dat “de HEERE, Die rechtvaardig is, … de touwen van de goddelozen afgehakt” heeft lezen we in vers 4).
Woorden van gelijke strekking vinden we in Jeremia 30 vers 8:
Want op die dag zal het geschieden, spreekt de HEERE van de legermachten, dat Ik zijn juk van uw nek zal breken en uw banden zal verscheuren. Vreemden zullen zich niet meer door hem laten dienen, maar zij zullen de HEERE, hun God, dienen, en hun Koning David, Die Ik hun zal doen opstaan.
De touwen, waarmee ‘de ossen’ de ploeg hebben voortgetrokken en de rug van Israël hebben doorkliefd, heeft de HEERE met één slag van Zijn zwaard afgehakt. Daardoor hebben de goddelozen geen verdere voren meer kunnen trekken.
Hij heeft dat niet zozeer gedaan uit medelijden, maar omdat Hij “rechtvaardig” is. Hij houdt Zich aan Zijn verbond met hen, wat Hij kan doen omdat Hij daarvoor een rechtvaardige grondslag heeft. Die grondslag is het werk van Christus, de Messias op het kruis. Hij heeft door Zijn eigen bloed van het nieuwe verbond (Lk 22:20; Hb 8:6) aan alle voorwaarden voldaan om Zijn verbond waar te maken.
In Hebreeën 8 lezen we daar een geweldige goede boodschap over, een geweldig Evangelie:
Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker bediening ontvangen, zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere beloften is vastgelegd.
7 Immers, als dat eerste verbond onberispelijk geweest was, zou er voor een tweede geen plaats zijn gezocht.
8 Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
9 niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb, op de dag toen Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte uit te leiden. Want zij bleven niet in Mijn verbond en Ik heb geen acht meer op hen geslagen, zegt de Heere.
10 Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun binnenste geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
11 En zij zullen beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heere. Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen.
12 Want Ik zal wat hun ongerechtigheden betreft genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist niet meer denken.
13 Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.
Wat een geweldig Evangelie wordt er hier over het hele volk Israel uitgestrooid als het ware. Met gulle hand, overvloeiende genade. Niet op grond van verdienste, niet op grond van werken, maar op grond van genade: Zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen.
Als dat geen zegen is.
We gaan luisteren naar het indrukwekken de lied The Blessing, de zegen, gezongen door Joshua Aaron.
DELEN
[Sassy_Social_Share]