In het Torah-gedeelte voor 8 mei, genaamd ‘Behar’ (‘op de berg’), worden we in Leviticus 25 geïnstrueerd omtrent de wetten van het Shabbatsjaar en het Jubeljaar. Elk zevende jaar is een Shabbatsjaar voor het land. Dan zal men op zijn stuk land niet zaaien noch oogsten. Vanuit land­bouw­kundig oogpunt is het volkomen logisch om het land een jaar te laten rusten. Het verbod geldt alleen voor de op productie gerichte handelingen, bedoeld voor het verkrijgen van een oogst, dus de vruchten en zaden die uit zichzelf opkomen, mogen nog steeds worden geplukt voor consumptie. Bovendien worden de akkers open­gesteld voor de arme bevolking, die zelf de opbrengst mag oogsten.

Het Shabbatsjaar vormt steeds weer opnieuw een last voor een economie die is gebaseerd op de landbouw. We kunnen het ongeveer zo zien: In zevende jaar gebeurt er niets op de akkers in Israël, in het achtste jaar mag er dan weer gezaaid worden en in het negende jaar van de cyclus wordt er dan weer geoogst.

Maar het gaat nog verder, want na zeven maal zeven jaar begint het ‘Jubeljaar’. Dus in het 49e jaar mag men zijn land niet gebruiken, omdat het een Shabbatsjaar is, en in het vijftigste jaar volgt dan het Jubeljaar, waarin het land ook rust. Aangezien je in deze beide jaren ook niet mag zaaien, zaai je pas weer in het 51e jaar, en eet je pas in het 52e jaar. Op de volgende manier is het in de Bijbel verwoord:

‘Verder moet u voor uzelf zeven sabbatsjaren tellen, zeven keer zeven jaar, zodat de perioden van de zeven sabbatsjaren negenenveertig jaar voor u zijn.

U moet het vijftigste jaar heiligen en vrijlating in het land uitroepen voor alle bewoners ervan. Het is jubeljaar voor u: ieder zal terugkeren naar zijn eigen bezit en ieder zal terugkeren naar zijn familie. Elk vijftigste jaar moet jubel­jaar voor u zijn. U mag dan niet zaaien, niet oogsten wat er na uw laatste oogst nog opkomt, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken, want het is jubeljaar. Het moet heilig voor u zijn. U mag van de akker eten wat het uit zichzelf opbrengt.

U moet Mijn verordeningen houden en Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden. Dan zult u onbe­zorgd in het land wonen. En het land zal zijn vruchten geven, zodat u tot verzadiging toe kunt eten. U zult er onbe­zorgd kunnen wonen. En wanneer u zegt: Wat moeten wij in het zevende jaar eten? Zie, wij mogen niet zaaien en onze opbrengst niet inzamelen! – dan zal Ik Mijn zegen over u in het zesde jaar gebieden, zodat het een opbrengst geeft, genoeg voor drie jaar, zodat u het achtste jaar opnieuw kunt zaaien, terwijl u van de oude opbrengst kunt eten tot het negende jaar toe. Tot de nieuwe opbrengst van het land binnenkomt, kunt u van de oude eten.

Verder mag het land niet voor altijd verkocht worden, want het land behoort Mij toe. U bent immers vreemdelingen en bijwoners bij Mij.’ (Leviticus 25:8-23 HSV)

Is dit niet een ongelooflijke passage? Het zou zelfs gezien kunnen worden als een bewijs voor de Goddelijk­heid van de Bijbel, want welke menselijke auteur zou kunnen beloven dat het land in het zesde jaar van de Jubeljaar-cyclus een drie­voudige oogst zal opleveren? En wanneer het Jubel­jaar aanbreekt, zit de hele Israëlische land­bouw bijna vier jaar lang op slot.

View of field, in the north of Israel on April 01. 2021 Photo by Mila Aviv/Flash90

Akkers in het noorden van het land. (Foto: Mila Aviv/Flash90)

Een dergelijk landbouwsysteem is mogelijk een nog groter wonder dan het wonder dat we vieren met Pesach, toen Egypte door tien plagen werd getroffen en de Rietzee werd gespleten. De Israëlieten hebben ongeveer 1000 jaar in Israël gewoond, gerekend vanaf hun intocht in het Heilige Land onder Jozua, tot aan hun verdrijving door de Romeinen. In deze periode is er geen enkel geval bekend van hongerige boeren die voor het paleis van de koning demonstreerden.

Uit de geschriften van de profeten weten wij echter dat het Jubeljaar niet altijd in acht genomen werd. Het moet gezegd worden dat de Joodse profeten, net als de Joodse moeders, liever kritiek uiten dan lofprijzen, en waarschijnlijk werd dit op een bepaald moment ook waargenomen. Het zou interessant zijn te zien hoe zo’n viervoudige oogst er in jaar 48 van de Jubeljaar-cyclus uitzag.

In deze tijd proberen we in Israël het Shabbatsjaar opnieuw in te voeren; veel boeren houden zich er al aan. Anderen maken gebruik van een maas in de wet die werd toegepast tijdens de moeilijke begin­jaren van Israël. Dergelijke boeren verkopen hun land aan niet-Joden op basis van een over­gangs­regeling en pachten het dan van hen voor dat jaar, op papier natuurlijk. Anderen trekken zich niets aan van deze Bijbelse wet, wat begrijpelijk is, want welke boer zou bereid zijn zijn inkomen voor enkele jaren op te geven. In ieder geval, laten we het einde van bovenstaand citaat niet vergeten:

‘…want het land behoort Mij toe. U bent immers vreemdelingen en bijwoners bij Mij.’

Als wij dit ter harte nemen en het Shabbatsjaar en het Jubeljaar houden, zal misschien ook een ander vers, dat hierboven is geciteerd, in vervulling gaan:

‘U moet Mijn verordeningen houden en Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden. Dan zult u onbezorgd in het land wonen. En het land zal zijn vruchten geven, zodat u tot verzadiging toe kunt eten’.

Een anemonenveld in het Pura Natuurreservaat. (Foto: Chen Leopold/Flash 90)


Bronvermelding:
Datum:        05-04-2021
Auteur:        Michael Selutin
Beeld:         Vermelding in artikel
Website:      israeltoday.nl


 

 

EN / NL/ עב