Hannah Nesher vertelt verder over haar Aliyah belevenissen met haar man en drie kinderen. Wellicht herinnert u zich nog dat Hannah in Israel in wanhoop tot de Heere had geroepen om Zijn leiding, om een thuis, en dat er toen opeens een volstrekt onbekende vrouw bij haar kwam die hun haar gratis appartement aanbood, aan zee, voor drie maanden.
‘Ik was ooit nog maar één keer in Israel geweest, als toerist, met een jeugdtoer, om synagogen te bezoeken. Als een seculiere Joodse jonge vrouw had ik toen bij de Kotel (Klaagmuur) een bijzondere ontmoeting met God. Ik ervaarde Zijn liefdevolle aanwezigheid. Het was alsof Hij, ‘Abba Father’, mij verwelkomde, een dochter van Sion, terug thuis. Ik deed de belofte aan mezelf, aan het volk Israel en aan God, om op een dag terug te komen naar Israel. Het duurde twintig jaar om die belofte te vervullen.’
Ze ervaarde dat het niet zo eenvoudig was om Aliyah te maken. Bij die eerdere reis was alles geregeld, nu moest ze zelf aan de slag. ‘Er stonden giganten tegenover ons,’ vertelt ze. ‘Allereerst was er de cultuurschok, we hadden financiële uitdagingen en taalbarrières. Maar de grootste gigant was Misrad Hapnim, het ministerie van Binnenlandse Zaken. Iemand van mijn orthodoxe familie informeerde de autoriteiten dat wij ‘Joden voor Jezus’ waren. Daarom belandden wij in een onderzoekstraject. Wij zouden niet vallen onder de Wet op de Terugkeer, die zegt dat elke Jood het recht heeft om Aliyah te maken naar Israel.’
Dit was het begin van een lange en heftige strijd met de Israëlische bureaucratie. ‘We hadden tijdens dat proces zelfs geen recht op gezondheidszorg en onderwijs voor onze kinderen. Ik had in die tijd verschillende miskramen en ons geloof werd zwaar op de proef gesteld.
Maar dwars hier doorheen zorgde God voor ons, Hij voorzag in wat wij nodig hadden en Hij bemoedigde ons, tot het einde toe. Ik en mijn drie kinderen ontvingen op een wonderlijke wijze toch ons Israëlische staatsburgerschap. Voor God is niets te wonderlijk. Zelfs dingen die onmogelijk zijn, zijn mogelijk bij God.’
(Volgende week het slot van dit verhaal van Hannah Nesher.)