Hij is schrijver, columnist en filmproducent. Hij heeft al 24 boeken geschreven en drie prestigieuze prijzen ontvangen, waaronder één van de Raad voor Joods-christelijke samenwerking in Duitsland, voor zijn strijd tegen antisemitisme in politiek en maatschappij. Hoe kijkt Leon de Winter tegen zijn Joods-zijn én Israël aan? Een boeiende impressie.
Je bent in binnen- en buitenland bekend door je boeken. Wil je de lezers ook een boodschap meegeven?
“Ik wil iets van het wonder van het bestaan laten zien. Iets schrijven waarin alles wat mij beroert en beweegt weergeven, wat ik wil omzetten in een verhaal dat ook op die manier bij de lezer ontroering teweeg brengt. En verwondering over wie we zijn en in welk universum we ons bevinden. Maar ook verantwoordelijkheid dragen, dat is iets dat door alle boeken heen zit, zoals bijvoorbeeld in het boek ‘Het recht op terugkeer’. Maar het boekenweekgeschenk ‘Serenade’ was een klein eerbetoon aan een vrouw zoals mijn moeder geweest is. Haar zoeken naar rust”.
Je strijdt in de media tegen antisemitisme en antizionisme. Ervaar je zelf ook antisemitisme?
“In mijn persoonlijke leven is dat een enkele keer aan de orde, maar ik kan zodanig voortleven dat het niet direct effect op mij heeft. Dat wil niet zeggen dat er niets ernstigs aan de hand is. Antisemitisme is eigenlijk nooit helemaal weg geweest, maar het is zichtbaarder geworden via nieuwe fenomenen als antizionisme. Ik zie nu demonstraties op straat met duidelijke haat tegen Israël; dat is anders dan 20 jaar geleden. Je maakt dat soort demonstraties nooit mee met andere landen, kennelijk zijn die demonstranten helemaal geobsedeerd door dat ene land Israël. Waarom? Wat is hier aan de hand?”
Hoeveel van jouw familieleden hebben de Tweede Wereldoorlog niet overleefd?
“Op twee familieleden na heeft niemand het overleefd. Eén neef is direct na zijn geboorte naar een onderduikadres gebracht. Maar zijn ouders zijn verraden en overleefden het niet. Die neef heeft zijn ouders dus nooit gezien of gekend. Mijn familieleden bestonden alleen in de verhalen, er waren geen foto’s, er was niks. Je wordt sprakeloos, er is verbijstering. Het is heel moeilijk voor te stellen, hoewel ik ben opgegroeid met mijn moeder die het geluk had om in de onderduik te overleven. Op zeer veel plekken waren mijn ouders ondergedoken, waar ze helaas ook vaak zijn verraden. Toch zijn ze steeds weer gered”.
“Ik voel wel de opdracht om de herinnering aan mensen die ik nooit gekend heb levend te houden.”
Je ouders zijn in de oorlog mede gered door paters en nonnen, hoe ging dat?
“Mijn vader kwam in contact met katholieke families in het zuiden, en vond daar iemand in een klooster die wilde helpen. Mijn vader stond toen op markten met rollen stof. Die stoffen mocht hij opslaan in dat klooster. Maar als er verraad was werd de pater getipt en werden mijn ouders op tijd weggehaald. Die rollen stof verkochten de paters op de zwarte markt, want zo kregen ze geld om de onderduik te bekostigen. Dankzij de moed van deze mensen, en degenen waar ze later nog zijn ondergedoken – want je werd ook op de trein gezet als er Joden bij je werden gevonden – hebben mijn ouders het overleefd. Na de oorlog gaf mijn vader geld aan de Katholieke kerk om iets terug te doen. Want er waren christenen die geen goede rol hadden gespeeld in de oorlog, maar ook veel die dat wel deden. Van de honderdduizenden Joodse onderduikers hebben velen dat te danken gehad aan christenen”.
Voel je jezelf ook tweede generatie oorlogsslachtoffer?
“Een tweede generatie overlevende, dat natuurlijk wel, maar dat wil niet zeggen dat je een slachtoffer bent. En ook niet dat die tijd mij niet verschrikkelijk heeft aangeraakt in mijn jeugd; alleen al omdat ik getuige was van het verdriet van mijn ouders, daar kun je je als kind niet aan onttrekken. Je kunt ze ook niet troosten als ze zo wanhopig zijn, omdat ze nooit afscheid hebben kunnen nemen van de mensen van wie ze zoveel hielden. Je bent een machteloze getuige. Maar ik heb mijn weg toch gevonden. Net als iedereen moet je daar ongelofelijk hard voor werken, en dat heb ik gedaan. Natuurlijk met bepaalde gevoeligheden.
Ik voel wel de opdracht om de herinnering aan mensen die ik nooit gekend heb levend te houden, door gestalte te geven in het werk dat ik doe. Ook omdat de generatie die dat persoonlijk heeft meegemaakt aan het weggaan is. Straks zijn ze er niet meer. En wat zo belangrijk en waardevol is in de Joodse traditie, is het geven van namen en het vasthouden van namen. Je moet de namen van de overledenen van wie je gehouden hebt toch minstens één keer per jaar noemen en eren. Dat moet door de generaties heen herhaald worden. Daarom is het zo’n ontzettende mooie traditie dat ook in Westerbork de namen worden voorgelezen. Net zoals in Yad Vashem (Holocaustmuseum Jeruzalem, red.). Deze namen, houd ze vast, want zij hadden het recht om – en dat is misschien de woede die ik nog steeds voel – oud te worden, fouten te maken, lief te hebben”.
“Het essentiële van Israël is om land en volk te verdedigen, niet om de ander te vernietigen.”
Je hebt een keer gezegd dat je vroeger een bang jongetje was. Had dat met je Joodse identiteit te maken?
“Nou en of! Ik vond het heel ingewikkeld. Als kind wist ik dat er iets verschrikkelijks was gebeurd, en waarom was dat ons overkomen? Wat was er dan verkeerd aan ons dat ons dit getroffen heeft? Mijn vader stond bekend in Den Bosch als ‘Jood de Winter’, handelaar in lompen en metalen, en ik voelde al heel vroeg aan dat wij geen enkele status bezaten en dat had ook met ‘Joods zijn’ te maken, dat was een scheldwoord. Het was allemaal moeilijk, er was verdriet en pijn en we moesten er ook niet teveel over praten zei mijn moeder altijd. Ze zei ook ‘Als je vraagt of wij protestant of katholiek zijn, dan zeg je: wij hebben geen geloof ‘, wat niet waar was, want heel Den Bosch wist dat we Joods waren. Maar zo bang was mijn moeder!”
Ben Gurion zei in 1972: ‘Als we niet steeds vervolgd waren, zouden er nu 80 miljoen Joden zijn geweest’. Momenteel zijn er 22 miljoen. Toch zijn Joden wereldwijd leidinggevend in vele opzichten, zoals in techniek en nieuwe uitvindingen. Kun je altijd weer zeggen: Am Yisrael Chai (Israël zal leven)?
“In die duizenden jaren van vluchten en vervolging; hoe moest je je verdedigen? Je moest vluchten als het weer zover was, en wat kon je meenemen? Alleen wat je kon dragen, én wat in je hoofd zat. Dus werd er later enorme waarde gehecht aan studeren. En in elk Joods gezin werd vanaf het begin geleerd om ook de Torah en andere heilige boeken te lezen en te bestuderen; wat kunnen we daarvan leren? Helaas heeft die mentaliteit en houding wel tot iets onverwacht averechts geleid, want sindsdien wordt er gezegd: ‘de Joden hebben de macht in de wereld’.
Als dat zo zou zijn, zou het er misschien wat beter uitzien in de wereld. De Joodse staat kan ook alleen maar overleven doordat er zoveel Joden zijn die zich tot het uiterste inzetten, en daarin slagen op dat kleine strookje grond. Een heel bijzonder landje dat stand houdt ondanks alle dreigingen en geweld. Daar gaan duizenden jaren training aan vooraf, en dat zit al eeuwen in generaties Joden. Maar er is nóg een belangrijk argument. Er is een legende die zegt: ‘In elke generatie zijn er minstens 36 rechtvaardigen, daardoor is er altijd hoop’. En het mooie is dat die rechtvaardigen niet van zichzelf weten dat zij dat zijn”.
De tempelberg is tot op de dag van vandaag een bron van strijd geweest omdat Joden daar niet mogen bidden, maar moslims wel. Is dat de omgekeerde wereld?
“Het is niet eenvoudig, maar het is zéker de omgekeerde wereld. De eerste en de tweede Joodse tempels stonden daar, en juist daar zouden Joden moeten kunnen bidden!
Maar de wereld is helaas het meest gecompliceerd in Jeruzalem. En wat gereguleerd en beperkt is, zal de rust moeten bewaren en is pragmatisch. Helaas moeten Joden zich beperken tot de klaagmuur; hoewel ik het daar wel altijd heel bijzonder vind. Het is zeer ontroerend om daar biddende Joden te zien. En de moskeëen die daar zijn neergezet in de 7e eeuw, zijn zichtbaar tot in de verre omgeving. Die hebben een betekenis, ook al is het een verkeerde betekenis. Maar Mohammed kan daar niet geweest zijn in zijn tijd. De Al-Aqsa moskee betekent letterlijk: ‘de verste moskee’, en de islam bestond toen nog niet in Jeruzalem; dat is uitgebreid onderzocht. Er was alleen een kleine moskee in Medina, naast het huis van Mohammed. Dat was de eigenlijke plek. Er is dus een ernstig historisch en theologisch misverstand”.
Denk jij dat alle problemen zijn opgelost door een tweestatenoplossing?
“Het is natuurlijk volkomen ridicuul dat er een tweestatenoplossing zou zijn. Na een korte oorlog met Fatah heeft Hamas in 2007 in Gaza een eigen totalitaire terreurstaat gesticht die ‘Judenrein’ is. De Gazaanse bevolking wordt in leven gehouden door de internationale gemeenschap, terwijl Hamas aan een ondergronds tunnelsysteem bouwt om Israël aan te vallen. Openlijk geeft Hamas toe dat ze bestaan om Israël te verwoesten; dat is voor hen een heilig doel. Israël doet er alles aan om de eigen bevolking te beschermen en Hamas doet er alles aan de eigen bevolking aan geweld bloot te stellen. Israël reageert op de duizenden raketaanvallen met enorme beheersing: ongekend in moderne oorlogsvoering.
Ik denk niet dat er vrede zal komen. Het is nog steeds voor velen onmogelijk een Joodse staat te aanvaarden op grondgebied dat zij als islamitisch beschouwen. Hun religie verbiedt hen dat; ze kunnen daar niet mee leven. Als een tweestatenoplossing de weg naar vrede zou zijn, dan was die vrede er allang geweest. In Israël kan dat niet, want de Joodse staat is een vernedering voor de islam. Er is niet veel meer mogelijk dan de stus quo. Ik weet hoe christenen daar tegenaan kijken: door geen land weg te willen geven, en dat vind ik heel mooi. Aan de aliyah, de Joodse terugkeer, is één en ander aan vooraf gegaan de afgelopen eeuw, en ik begrijp die terugkeer, ik voel me daar ook enorm thuis in Israël”.
Een uitspraak van jou is: “Israëliërs zijn zo sterk dat ze Palestijnen in leven kunnen laten”. Is dat een moreel dilemma?
“Het is inderdaad een verschrikkelijk dilemma. Israël kan Gaza in een uur wegvagen met geweld, maar dát kan een Joods land niet doen. Israël moet altijd met één hand op de rug vechten. Het kan niet omgaan met zijn vijanden zoals de vijanden met Israël omgaan. Dus blijven die conflicten doorgaan, want Israël kan moreel en ethisch niet met geweld een einde maken aan een conflict”.
Ligt dat aan wat er in de tora staat, of aan het principe ‘Wie één mens redt, redt de hele wereld?’
“Ja, allebei. Het essentiële van Israël is om land en volk te verdedigen, niet om de ander te vernietigen”.
Ajecha? Vroeg G’d aan Abraham. Waar ben je? Vind je dat dit nog steeds geldt, ofwel wat is je plaats in deze wereld?
“Vanuit mijn perspectief is het een hele essentiële vraag. Dat is voor mij ook verbonden aan het mens-zijn. Die vraag is onvermijdelijk als je bewust bent van leven en sterfelijkheid. Het kan niet anders dan dat je je die vraag stelt en het mooie van deze tekst is dat het gesteld is in zo’n prachtige taal. Iedereen weet dat daar iets is gebeurd. Dit is de vraag waar het om gaat.Wie ben je? Waar ben je naar op weg? Waarvan geef je rekenschap ten opzichte van anderen? Ja dat zijn de mooiste vragen en de meest ingewikkelde vragen die er zijn. Dat houdt ook een verantwoordelijkheid in, daar gaat het om: kun je verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en je naaste?”
Wat betekent Israël voor jou?
“Het mooie is dat ik me daar ongelofelijk veilig voel in een land temidden van oorlog en oorlogsdreiging. Ik voel me daar geen vreemdeling en geen buitenstaander, ik ben net zoals iedereen om me heen. En dat is voor mij een hele bijzondere ervaring”.
Dit interview verscheen eerder deels in Israël Aktueel