We lezen Exodus 6:2-9:35; uit de Haftara lezen we Ezechiel 28:25-29:21 en we lezen Openbaringen 16:1-21.
In Exodus 3:14-15 noemt God Zich voor het eerst de Aanwezige, JHWH tegenover Moshe. Nu, in Exodus 6:2 spreekt God tegen Moshe dat het volk Hem niet eerder heeft gekend met deze Naam, ook al komt deze Naam al 165 keer voor in Genesis.
De aartsvaders hebben God gekend als Elohim en Moshe is de eerste die Hem mag herdenken bij Zijn werkelijke naam, deze Naam is geen meervoud, zoals Elohim dat wel is; waar we ons dus nog zouden kunnen afvragen met Wie we eigenlijk te maken hebben.
In JHWH zien we dat we te maken hebben met de Enige, Alomtegenwoordige, oftewel de Aanwezige, dit is wat JHWH letterlijk betekent. Zijn Naam is afgeleid van het werkwoord HAJAH, wat 3549 keer in de Tenach voorkomt, welks ook betekent: Geschieden, gebeuren. De Naam JHWH komt overigens 6220 keer in de Tenach voor. 6+2+2=10. 10=1+0, oftewel 1 want met de nul kan men niet optellen. God is Eén (Deuteronomium 6:4).
God gebruikt drie elementen om de farao en zijn afgoden terecht te wijzen, namelijk vuur, water en wind. De eerste plagen in Egypte voert Hij aan door middel van water, namelijk het bloed en de kikkers. De sprinkhanen, steekvliegen en muggen worden door de wind aangevoerd en de builen worden door vuur aangevoerd, wat blijkt uit het feit dat Moshe een handvol roet uit de oven moet nemen om te verspreiden (Exodus 9:8). Bij de hagelplaag worden de drie elementen verenigd: hagel zelf bestaat uit water en vuur vermengt zich met de hagel in de vorm van bliksem. De hagel wordt aangevoerd door de wind. Daarom zegt God dan ook in Exodus 9:8: ‘Dit keer zal ik u treffen met Mijn zwaarste plaag.’
Overigens is de derde plaag grappig, satirisch te noemen volgens Jonathan Sacks: bij de eerste twee plagen konden de Egyptische magiërs nog wat nadoen, maar de derde plaag bestaat uit luizen, die uit zand worden gemaakt. En dat kunnen de magiërs niet. Ze kunnen niet eens een luis maken met al hun occulte manifestaties!
De farao’s die elkaar opvolgen zien zichzelf als goden, krokodillengoden, die zich verrijken met het water van de Nijl. Ze zien de Nijl als hun eigen maaksel (Ezechiel 29:3) en dit komt omdat ze kanalen hebben gegraven waardoor de Nijldelta een zeer groot oppervlak beslaat, veel groter dan de Nijl van nature zou kunnen beslaan.
De farao’s zien zichzelf als onaantastbare stille en vooral goddelijke schaduwen, die dominant zijn over alle vissen in de Nijl. God maakt hier in de profetie van Ezechiël radicaal een eind aan en Ezechiël profeteert dan ook dat de krokodil met alle aanhangende vissen in de woestijn gedumpt wordt om tot voedsel van de dieren aldaar te dienen.
Het is overigens maar de vraag of de farao’s zelf hebben bedacht om kanalen te graven of dat dit idee nog van Jozef afkomstig is; er is namelijk een kanaal dat het Jozefkanaal genoemd wordt. Dat zou heel goed het eerst aangelegde kanaal kunnen zijn.
In een filmpje aan boord van Nederlandse vliegtuigen is er weleens een reclame over ons land. Het gaat zo: ‘God heeft de hemel en de aarde geschapen, maar de Nederlanders hebben Nederland gemaakt,’ doelende op de inpoldering van land. Hoe gevaarlijk; zoals de farao’s dachten weg te komen met de Nijl als hun eigen maaksel te bestempelen, zo moeten Hollanders ook niet denken dat ze met de inpoldering van land het recht hebben om te zeggen dat het hun maaksel is, God stelt aan en God breekt af wanneer Hij dat nodig vindt en dit soort dingen vindt Hij doorgaans nodig wanneer de mens arrogant wordt…
Maar wat weer zo ontroerend is in Ezechiel, is dat God ook aan Egypte weer een belofte geeft: ‘Ik zal de gevangenis van Egypte wenden en hen terugbrengen naar Pathros (opper Egypte) in het land van hun koophandel en aldaar zullen zij een nederig koninkrijk zijn.’ De arrogantie moest er dus af!
In Openbaringen zien we de combinatie van water, vuur en wind opnieuw bij de plagen die God doet aan de mensen die het merkteken van het beest hebben. Vers 1 t/m 16 geven een opsomming van zeer grote en verschrikkelijke gebeurtenissen, dan plotseling in vers 17 zegt God: ‘Zie, Ik kom als een dief; gered is die waakt en die zijn kleding bewaart zodat hij niet naakt wandelt en men zijn schaamte niet ziet.’
Het is duidelijk dat de mensen nog door elkaar lopen tijdens al deze gebeurtenissen, anders was het niet nodig geweest om te noemen aan wie de verschrikkelijke gebeurtenissen gedaan zullen worden.
Zie verder naar Openbaring19:8 waar staat wat die kleding dan symboliseert: ‘En haar is gegeven dat ze bekleed wordt met rein en blinkend linnen, want dit linnen zijn de rechtvaardigheden der heiligen.’ Met rechtvaardigheid komen we bij God, daardoor zijn we gered, want als we geloven in Hem, dé Rechtvaardige, de grote -צדיק- tsadieq, dan worden we rechtvaardig met Hem. Woorden en daden. Shabat shalom.