We lezen:
Thora Deuteronomium 26:1-29:8
Haftara Jesaja 60
Tweede testament Efeziërs 1:3-6 en Openbaring 21:10-27
Introductietekst: Deuteronomium 26:1,2
26:1 “En wanneer u in het land komt dat de HERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft, en u dat in bezit neemt en erin woont, moet het zó zijn 2 dat u van de eerstelingen neemt, van alle vruchten van het land, die u binnenhaalt van uw land, dat de HERE, uw God, u geeft; en u moet die in een korf leggen en naar de plaats gaan die de HERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen.”
De parasja Ki Tavo opent met datgene waarop het volk en uiteindelijk wij allen gewacht hebben, eindelijk is het zover! Wat wij lezen heeft te maken met onze verlangde en glorieuze toekomst! De eeuwige belofte dat de tijd zal aanbreken dat wij bij de grens van het land zullen aankomen, klaar om in te gaan en het als onze erfenis te ontvangen! Baruch HaShem, geprezen zij de Heer!
De Israëlieten staan aan de oostzijde van de oever van de rivier de Jordaan, klaar om naar het Beloofde Land over te steken, ze hadden alle proeven en moeiten van de wildernis/woestijn doorstaan. Zij waren de gerijpte groep Israëlieten die nu door Mozes werden onderwezen over de uitdagingen en de verleidingen van het Beloofde Land. Mozes geeft aanwijzingen aan het volk wat ze wel en niet mogen wanneer ze in het Beloofde Land zijn aangekomen. Het land zal heel vruchtbaar zijn wanneer er geleefd wordt volgens de wetten en regels van Jahweh. De eerste opbrengsten van het land moeten aan de priesters worden geschonken die deze offergave voor de Eeuwige zullen aannemen. Daarna lezen we over het aanbieden van de tienden. Het vervolg van de parasja is gewijd aan hetgeen door Mozes aan het volk wordt verteld over het ontvangen van zegen bij het volgen van de geboden en verordeningen van de Ene en de vloek bij het afwijken daarvan.
Ook wij verlangen om aan de oever van deze rivier te staan, maar de vraag is …. zijn wij klaar om in te gaan?!! Zijn wij zogezegd genoeg gerijpt in ons geloof en het volgen van de Ene? De lezing, Ki Tavo, volgt op Ki Tetsee van vorige week die eindigde met dit vers: Deut. 25:19 “Daarom zal het zijn, wanneer de Here u rust heeft gegeven van uw vijanden overal rondom, in het land dat Hij u geeft om het als een erfenis te bezitten, dat u de herinnering aan Amalek van onder de hemel zult uitwissen”. Een naam/de tegenstander die ook wij in ons leven moeten uitwissen en daar tegenover de vruchten van de Heilige Geest uitdragen. Dan kunnen we in alle omstandigheden vasthouden en proclameren op de Elohim van Amen.
Shalom,
Presentatie: Arnold Visscher