Soms kan het nieuws lijken op het script van een ‘feel good movie’. Op 6 augstus j.l. werden de WK Junioren Dames Lacrosse gehouden, dit jaar in Peterborough, Ontario, Canada. Onder de vele teams bevonden zich ook het Israëlische team en de Keniaanse die tegen elkaar uitkwamen in de tweede ronde. Israël versloeg Kenia met 13-4. Alleen, er was iets niet in de haak.
Elk teamlid aan Israëlische zijde voelde zich ondanks de overwinning bezwaard. Tijdens de wedstrijd was duidelijk geworden dat de Keniaanse jongedames geen noppen en klemmen onder hun schoenen hadden. Dat is wel een vereiste voor deze sport – als je tenminste van een ander team van gelijk caliber wil winnen. Beiden delen namelijk een plek ergens onderaan de ranglijst aangezien lacrosse in die landen een nog relatief nieuwe sport is.
Gedurende de wedstrijd bleven de Kenianen maar uitglijden en wegslippen waardoor het voor het Israëlisch team wel duidelijk werd dat ze niet echt op – zeg maar – gelijke voet met elkaar stonden.
Maar er was nog iets anders aan deze wedstrijd.
Tijdens de hele wedstrijd werden er kleine bondjes gevormd tussen leden van beide teams. Er werd geglimlacht, een omhelzing hier en daar en schouderklopjes over en weer. Er was een sfeer van oprechte genegenheid.
Naderhand in de kleedkamer was de sfeer bij het Israëlische team één van gemengde gevoelens. Aan de ene kant blijdschap vanwege de overwinning; aan de andere kant ietwat somber.
Drie jonge teamleden spraken met hun ouders over de schoenenkwestie en de ongelijkheid als gevolg. Ze vroegen hun ouders of die misschien niet zouden kunnen helpen om voor goed schoeisel te zorgen voor elk Keniaans teamlid
Michael Duvdevani, wiens dochter Ella één van de teamleden is aan Israëlische zijde, is toevallig eigenaar van Complete Feet, een orthopedische kliniek in Israël. Hij weet als geen ander hoe belangrijk goed schoeisel is en wat slecht schoeisel voor jonge dames in de groei betekent. Hij ging op de coaches af en besprak de kwestie met hun, die op hun beurt het toernooicomitélid Rose Powers opzochten, die besloot samen met de ouders van enkele Israëlische spelers de nieuwe schoenen te betalen.
Terwijl Duvdevani direct daarop de coördinatie van dit project op zich nam om iedere speelster tevens te voorzien van de juiste inlegzolen, werd er met de coach van het Keniaanse team gebeld om de namen van iedere speelster en hun schoenmaat op te vragen. Met de belofte van geheimhouding erbij.
Letterlijk de volgende dag, met hulp van een lokale speciaalzaak die zo’n beetje de hele nacht voor dit doel was opengebleven, hadden ze de schoenen.
De Keniaanse coach had zijn team gevraagd naar de wedstrijd Israël-België te komen kijken, onder het mom van hun volgende tegenstander te kunnen observeren; de volgende dag zouden zij zelf tegen België uitkomen.
Na de wedstrijd kwamen de Israëlische damesjunioren hun Keniaanse vriendinnen opzoeken, met een kado – als uiting van hun genegenheid en solidariteit voor hun. En vaak werd er daarna ook met elkaar geluncht.
Hierna waren beide damesteams altijd aanwezig bij elkaars wedstrijden. Dit was allemaal uit oprechte sportiviteit en naastenliefde. “Dit zal ik mij over twintig jaar nog steeds herinneren,” aldus Lielle Assayag, één van de Keniaanse speelsters, “ Mijn vrienden; mijn oude èn mijn nieuwe. Dit is de echte reden waarom we hier zijn.”
Ze zeggen dat sport verbroederd, maar in dit geval past het woord ‘zuster’ er beter in.