Presentatie: doel of middel?
Gisteren was mijn agenda de gehele ochtend gevuld met een foto! Ja, u leest het goed: met een foto. In Visie, het programmablad van de EO, verschijnt een artikel over zes mensen van verschillende leeftijden: 50, 60, 70, 80, 90 en 100. Ik hoop dat ze mij (nog) onder de categorie 50 plaatsen. Enige weken geleden had ik het interview en gisteren dus de foto. Om 10:30 uur was de fotograaf gekomen en omdat het, naar haar zeggen, vlot verliep waren we al om 12:15 uur klaar. Een uur en drie kwartier voor één foto! Het interview zelf nam aanzienlijk minder tijd in beslag. Waarom deed ik hieraan mee, vraagt u zich zeker af. Ik vroeg het mezelf ook af: welk doel dien ik hiermee? Maar zo werkt onze maatschappij. Bekendheid is een middel dat ingezet kan worden om een doel te bereiken. Maar tegelijkertijd kan zo’n manier van denken ook catastrofaal verkeerd uitvallen, want aan iets verkeerds meewerken kan mij, maar nog erger de gehele Joodse gemeenschap, schaden.

Ik ben van nature soms gedoseerd onzeker, informeer graag bij derden of het verstandig is om ergens mijn handtekening onder te plaatsen, ook als vele anderen dat al hebben gedaan, en ik kom dan na afweging tot een conclusie. Maar ongeacht of ik wel of niet aan iets ga meewerken: bekendheid mag nooit ontaarden tot het doel. Bekendheid, contacten en netwerken zijn altijd uitsluitend een middel. De fotograaf wilde dat ik in mijn kleding iets roods zou hebben. Niet Joods, maar roods! Deed me denken aan jaren geleden toen t.g.v. een lustrum het Sinai Centrum een boekje uitgegeven had zullen worden, gezellig versierd met davidsterren. De ontwerpster had voor die davidsterren de kleur geel gekozen. Maar omdat de gele davidster associaties opwekt die nu niet bepaald feestelijk zijn, en al helemaal niet in een omgeving van bijna uitsluitend oorlogsoverlevenden, is het boekje in de shredder verdwenen. De ontwerpster had er helemaal niets verkeerds mee bedoeld, maar het was echt de verkeerde kleur. Zo ook is zo’n foto, van mij in dit geval, van belang. Je wordt gezien en maakt een indruk. En die indruk, het gezien worden, kan later wellicht weer gebruikt worden om ergens te kunnen helpen. Maar pas op: een verkeerde indruk is gauw gemaakt. Terug naar de kleur rood. Rood is voor mijn Blouma net zo onacceptabel als voor mij het geel van de davidster.

Mijn schoonvader haatte rood. Hij had het communisme nauwelijks overleefd en zijn kinderen mochten daarom nooit iets roods dragen in hun kleding. En dus heeft de fotograaf met mijn echtgenote besloten welk pak ik wel of niet ga dragen voor de foto en hoe er toch een aanvaardbare rode kleur mee kan doen. Het werd de stropdas die kennelijk iets roods in zich had/heeft. Omdat ik in kleuren niet zo goed ben (ik beschik over een ernstige kleurenafwijking!) bepaalt mijn vrouw dus altijd wat ik wel en vooral ook wat ik niet kan aantrekken. Het is van belang dat een rabbijn er netjes en goed verzorgd bijloopt. Hij behoort een wandelend reclamebord te zijn voor de Joodse gemeenschap in zijn volle breedte. Is dit mijn eigen wijsheid? Neen, het staat al eeuwen in de Sjoelchan Aroeg, het Joodse wetboek. Want, en dat is de reden, als een rabbijn of een andere Jood, met een vlek op zijn kleren rondloopt of met, nog veel erger, een vlek in zijn gedrag, dan kan dat z’n repercussie op de gehele gemeenschap hebben. We zijn dus verantwoordelijk voor elkaar.

Na de foto-ochtend ben ik mijn nieuwe papier en visitekaartjes gaan ophalen bij de drukker. Ook dat dient er verzorgd uit te zien: presentatie is van belang, je figuurlijke visitekaartje.
Inmiddels ben ik begonnen aan de voorbereiding van mijn reis naar Kiev voor de herdenking van de moord op meer dan 100.000 Joden in Babi Yar. Maar helaas is Babi Yar niet zo uniek als vaak wordt gedacht. Oekraïne telt honderden massagraven, honderden Babi Yar’s, waarvan velen nog steeds onbekend. In Mariupol heb ik aan de voet gestaan van een massagraf dat 10 meter breed is en 11,6 kilometer lang en heb ik een oude vrouw gesproken die zich de afslachting herinnerde. Als klein meisje woonde ze vlak bij de plaats des doods. Waarom ik naar de herdenking ga? Om kadiesj uit te spreken, om te waarschuwen en om hopelijk dat jongetje van een jaar of acht dat meende mij te moeten naschelden met Free Palestine te kunnen waarschuwen, als zijn ouders dat tenminste toelaten.

En ondertussen moeten wij als Joodse Gemeenschap zorgen voor een goede uitstraling, er netjes uitzien, respectvol blijven, niet in onszelf gekeerd zijn en bijdragen aan het welzijn van de brede samenleving. Of daarmee Babi Yar voorkomen had kunnen worden, betwijfel ik. Als iemand ziek is moet hij naar de dokter. Het voorgeschreven dieet moet hij volgen. Maar of de ziekte daarmee verdwijnt wordt uiteindelijk Boven bepaald en hoe daar Boven wordt beslist is vaak voor ons simpele mensen niet te vatten.

Gedurende de coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken op haar website www.NIW.nl.
EN / NL/ עב