Psalm 48 vers 4 – 9 Over overwinnen gesproken
Psalm 48 vers 4 – 9 Over overwinnen gesproken
God is in haar paleizen;
Hij is er bekend als een veilige vesting.
Want zie, koningen hadden zich verzameld,
zij waren samen opgetrokken.
Zodra zij de stad zagen, waren zij verbijsterd,
zij werden door schrik overmand, zij haastten zich weg.
Huiver greep hen daar aan,
smart als van een barende vrouw.
Met een oostenwind breekt U
de schepen van Tarsis stuk.
Zoals wij het gehoord hadden,
zo hebben wij het gezien
in de stad van de HEERE van de legermachten,
in de stad van onze God:
God zal haar stand doen houden tot in eeuwigheid. Sela
Overdenking
Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat Sion, dat Jeruzalem nog bestaat. Vele malen is de stad verwoest en nog meer keren dreigde de stad verwoest te worden. Van zo’n bedreiging of verwoesting van de stad hebben we zojuist gelezen.
‘Want zie, koningen hadden zich verzameld, zij waren samen opgetrokken. Zodra zij de stad zagen, waren zij verbijsterd, zij werden door schrik overmand, zij haastten zich weg.’ Huiver greep hen daar aan, smart als van een barende vrouw. Met een oostenwind breekt U de schepen van Tarsis stuk.’
In het algemeen wordt aangenomen dat in deze verzen de geschiedenis wordt aangehaald zoals we die lezen in 2 Kronieken 20:
Hierna gebeurde het dat de Moabieten en de Ammonieten, en met hen een deel van de Ammonieten. ten strijde trokken tegen Josafat.
Toen kwam men Josafat de boodschap brengen: Er komt een grote troepenmacht op u af van de overkant van de zee, uit Syrië, en zie, zij zijn bij Hazezon-Thamar. (Dat is Engedi.)
Josafat werd bevreesd en hij richtte zich erop om de HEERE te zoeken. Hij riep een vasten uit in heel Juda.
En Juda werd bijeengeroepen om bij de HEERE hulp te zoeken. Zij kwamen zelfs uit alle steden van Juda om de HEERE te raadplegen.
Toen ging Josafat tussen de gemeente van Juda en Jeruzalem staan, in het huis van de HEERE, vóór de nieuwe voorhof, en zei: HEERE, God van onze vaderen, bent U niet die God Die in de hemel is? Ja, U bent de Heerser over alle koninkrijken van de heidenvolken. In Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand tegen U kan standhouden.
Hebt U, onze God, niet de inwoners van dit land van voor de ogen van Uw volk Israël verdreven, en dat voor eeuwig aan het nageslacht van Abraham, die U liefhad, gegeven? Zij zijn daarin gaan wonen en hebben daar voor U een heiligdom gebouwd, voor Uw Naam, en gezegd: Als ons enig onheil overkomt, het zwaard van het gericht, de pest of een hongersnood, zullen wij voor dit huis en voor Uw aangezicht staan, omdat Uw Naam in dit huis is. Wij zullen uit onze benauwdheid tot U roepen, en U zult verhoren en verlossen.
Welnu, zie de Ammonieten, Moab en de bewoners van het Seïrgebergte, tegen wie U Israël niet toestond op te trekken toen zij uit het land Egypte kwamen. Daarom trokken zij bij hen vandaan en vaagden hen niet weg, en zie, zij vergelden het ons, door ons te komen verdrijven uit Uw bezit dat U ons in bezit hebt gegeven.
Onze God, zult U geen gericht over hen oefenen? In ons is immers geen kracht tegen deze grote troepenmacht die op ons af komt, en wij weten niet, wat wij moeten doen, maar op U zijn onze ogen gericht.
Heel Juda stond voor het aangezicht van de HEERE, ook hun kleine kinderen, hun vrouwen en hun zonen. Toen kwam de Geest van de HEERE in het midden van de gemeente op Jahaziël, de zoon van Zecharja, de zoon van Benaja, de zoon van Jeïel, de zoon van Mattanja, de Leviet, uit de zonen van Asaf, en hij zei: Sla er acht op, heel Juda, inwoners van Jeruzalem, en u, koning Josafat! Zo zegt de HEERE tegen u: Weest u niet bevreesd en wees niet ontsteld vanwege deze grote troepenmacht, want niet aan u is de strijd, maar aan God.
Ga morgen op hen af. Zie, zij trekken nu over de pas van Ziz. U zult hen aantreffen aan het einde van het dal, vóór de woestijn van Jeruel.
Het is niet aan u in deze oorlog te strijden. Stel uzelf op, blijf staan en zie het heil van de HEERE dat met u is, Juda en Jeruzalem. Wees niet bevreesd en wees niet ontsteld. Trek morgen tegen hen op, want de HEERE zal met u zijn.
Toen boog Josafat zich met het gezicht ter aarde, en heel Juda en de inwoners van Jeruzalem vielen voor het aangezicht van de HEERE neer en bogen zich neer voor de HEERE.
En de Levieten van de nakomelingen van de Kahathieten, en van de nakomelingen van de Korachieten, stonden op om de HEERE, de God van Israël, met luide stem ten hoogste te prijzen.
De volgende morgen stonden zij vroeg op, en vertrokken naar de woestijn van Tekoa. Toen zij vertrokken, bleef Josafat staan en zei: Luister naar mij, Juda, en u, inwoners van Jeruzalem. Vertrouw op de HEERE, uw God, dan zult u standhouden. Vertrouw op Zijn profeten, dan zult u voorspoedig zijn.
Hij pleegde overleg met het volk en stelde voor de HEERE zangers aan en mensen die de heilige Majesteit prijzen zouden, terwijl zij voor de gewapende mannen uit trokken en zeiden:
Loof de HEERE, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig!
Juist op de tijd dat zij met gejuich en lofzang begonnen, legde de HEERE hinderlagen tegen de Ammonieten, Moab en de bewoners van het Seïrgebergte die op Juda waren afgekomen, en zij werden verslagen.
De Ammonieten en Moab vielen namelijk de bewoners van het Seïrgebergte aan door hen met de ban te slaan en hen weg te vagen. Zodra zij de bewoners van Seïr hadden vernietigd, hielpen zij elkaar in het verderf.
Toen Juda bij het uitkijkpunt in de woestijn gekomen was, keerden zij zich naar de troepenmacht. En zie, het waren dode lichamen, ter aarde neergevallen, en niemand was ontkomen.
Toen Josafat en zijn volk aankwamen om hun buit te roven, troffen zij een grote hoeveelheid lastdieren, bezittingen, kleding en kostbare voorwerpen bij hen aan, en zij plunderden voor zichzelf zoveel, dat zij het niet meer dragen konden. Drie dagen lang roofden zij de buit, zo groot was die.
Op de vierde dag kwamen zij bijeen in Emek-Beracha. Omdat zij daar de HEERE loofden, gaven zij deze plaats de naam Emek. Emek-Beracha betekent: ‘dal van de lof’ of ‘dal van de zegen’. Tot op deze dag heet die zo.
Toen keerden alle mannen van Juda en Jeruzalem om, met Josafat aan het hoofd van hen, om met blijdschap naar Jeruzalem terug te keren, want de HEERE had hen verblijd over hun vijanden.
Zij kwamen in Jeruzalem aan met luiten, met harpen en met trompetten, en gingen naar het huis van de HEERE.
Grote vrees voor God kwam over alle koninkrijken van de landen, toen zij hoorden dat de HEERE tegen de vijanden van Israël gestreden had, en het koninkrijk van Josafat had rust, want zijn God gaf hem rust van rondom.
De naam Josafat betekend: De Heere, JaWeH is Rechter. En daarvan lazen we ook in deze geschiedenis. We leren er uit dat Israel wordt aangevallen door de omringende volken en zij niet in eerste instantie naar hun wapentuig grijpen en ten strijde trekken, maar dat. ’Juda werd bijeengeroepen om bij de HEERE hulp te zoeken.’ Niet vertrouwen op eigen kracht, maar bij de HEERE hulp zoeken.
Het antwoord van de HEERE laat dan niet lang op zich wachten wanneer Hij zegt: ‘Het is niet aan u in deze oorlog te strijden.’ Zie je, God maakt Zijn Woord waar: Als God voor ons is, wie zal tegen ons Zijn?
En wat is het opmerkelijk wat we een stukje verderop lezen:
En de Levieten van de nakomelingen van de Kahathieten, en van de nakomelingen van de Korachieten, stonden op om de HEERE, de God van Israël, met luide stem ten hoogste te prijzen.
De volgende morgen stonden zij vroeg op, en vertrokken naar de woestijn van Tekoa. Toen zij vertrokken, bleef Josafat staan en zei: Luister naar mij, Juda, en u, inwoners van Jeruzalem. Vertrouw op de HEERE, uw God, dan zult u standhouden. Vertrouw op Zijn profeten, dan zult u voorspoedig zijn.
Hij pleegde overleg met het volk en stelde voor de HEERE zangers aan en mensen die de heilige Majesteit prijzen zouden, terwijl zij voor de gewapende mannen uit trokken en zeiden:
Loof de HEERE, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig!
Opmerkelijk, vind je ook niet? Eigenlijk is hier sprake van de omgekeerde volgorde. Voorafgaand aan de strijd ‘loven en prijzen zij de heilige Majesteit en loven de HEERE voor Zijn eeuwige goedheid’.
En weet je wat daarop volgt?
Juist op de tijd dat zij met gejuich en lofzang begonnen, legde de HEERE hinderlagen tegen de Ammonieten, Moab en de bewoners van het Seïrgebergte die op Juda waren afgekomen, en zij werden verslagen.
(…)
Toen Juda bij het uitkijkpunt in de woestijn gekomen was, keerden zij zich naar de troepenmacht. En zie, het waren dode lichamen, ter aarde neergevallen, en niemand was ontkomen.
Hieruit mogen we leren dat de beste strijd is niet door naar het wapentuig te grijpen wanneer de vijand voor de deur staat, maar om de handen te vouwen en het aangezicht van God te zoeken. De vijand was te groot voor Israel, zij zouden menselijkerwijs nooit kunnen overwinnen. Maar God is Rechter en strijd voor zijn volk. Dat deed Hij toen, maar dat zal Hij ook in te toekomst doen. Voorwaarde is dan wel dat Israel, net als in deze geschiedenis, zich zullen moeten buiten voor de voor de HEERE. Dan zal Hij de strijd strijden en er geen enkele tegenstander over blijven.
En het gevolg is enorm, want we lezen:
‘en zij plunderden voor zichzelf zoveel, dat zij het niet meer dragen konden. Drie dagen lang roofden zij de buit, zo groot was die. Op de vierde dag kwamen zij bijeen in Emek-Beracha. Omdat zij daar de HEERE loofden, gaven zij deze plaats de naam Emek. Emek-Beracha betekent: ‘dal van de lof’ of ‘dal van de zegen’. Tot op deze dag heet die zo.’
Tsja, zo was het toen en zo zal het zijn, wanneer Israel omringd wordt door de volken die tegen hen opstaan en wanneer zij de HEERE zullen zoeken.
Maar er ligt ook een les in voor jou en mij vandaag. Wat is onze eerste reactie wanneer ons iets overkomt? Wanneer mensen die God niet kennen je proberen onderuit te halen, te beschimpen of belachelijk te maken? Grijpen we dan ook naar onze wapens en gaan wij ze dan te vuur en te zwaard te lijf? Misschien wel met het zwaard, het Woord van God te lijf?
De les vanmorgen leert mij een andere weg: Handen vouwen, het aangezicht van de HEERE zoeken en Hem loven en prijzen. Dat is de les die ik vandaag leer. Dan mag ik er ook op vertrouwen dat Hij zal strijden en de overwinning zal geven! Dan kom ook ik op de juiste plaats: Emek Beracha: Het dal van de lof, het dal van de zegen.
Muziek
In Gods overwinning
Tekst
In Gods overwinning
trekken wij ten strijd.
Samen in zijn leger,
Hem ten dienst gewijd.
Christus, onze Koning,
stelt Zich aan het hoofd.
Hij heeft ons de zege
in de strijd beloofd.
Als een machtig leger,
vol van Geest en kracht,
gaan wij achter Jezus,
die ons ’t leven bracht.
Nergens heerse tweedracht.
Een geloof, een Heer,
een in hoop en liefde,
juichend Hem ter eer.
Tronen, machten, krachten
zullen dra vergaan,
waar de heil’gen samen
vastgeworteld staan.
Niets kan ons weerhouden,
jagend naar het eind.
Glorie voor de Schepper,
nu en voor altijd.
Volg uw Meester, kind’ren,
sluit u vast aaneen.
Hef het schild als pijlen
suizen om u heen.
Hem zij eer, aanbidding,
roem en heerlijkheid.
Zingen wij tot glorie
Hem in eeuwigheid.