Je kunt je bijna een moderne shibboleth-test voorstellen waarin we worden tegengehouden en gevraagd: ‘gerechtelijke hervorming’ of ‘gerechtelijke staatsgreep’?
“We kunnen niet anders dan geloven dat de oude haat op een dag voorbij zal zijn,” verklaarde de net geïnaugureerde president Barack Obama in januari 2009, “dat de stammenlijnen spoedig zullen verdwijnen.” Ik herinner me dat ik naar die woorden luisterde en dacht: “Waarom stammen? Van alle tegenstellingen die het Amerikaanse publiek verdelen, waarom werden stammen er dan uitgepikt voor afkeuring?
Deze vragen zouden de jaren daarna telkens terugkeren als de president zijn anti-stammen thema weer opnam. Ik had echter geen antwoord, totdat ik een indiaans stamhoofd ontmoette. We woonden allebei een pro-Israël evenement bij dat gesponsord werd door Evangelische organisaties. Het opperhoofd was een torenhoge man, minstens 1,80 meter, in Westerse kleding en met gevlochten haar, en hij was ook een pastor. Hij leek de perfecte persoon om te vragen naar het probleem van de president met stammen.
“Wat de president niet begrijpt, is dat de stam de boodschapper is,” antwoordde het opperhoofd zachtjes, waarna hij glimlachend uitlegde: “Zonder boodschapper is er geen boodschap.
Ik heb in de loop der jaren over zijn antwoord nagedacht en me afgevraagd of de keuze in het evangelie van twaalf apostelen – een echo van het aantal van onze Bijbelse stammen – opzettelijk was. Is het niet beter, zou het stamhoofd zeggen, om het Goede Nieuws te verspreiden?
Ik dacht afgelopen Shabbat weer aan de woorden van het opperhoofd toen ik Parashat Pinchas las. Een groot deel van de tekst in deze Torah portie is gewijd aan een volkstelling van de stammen, slecht nieuws hier: de aantallen slonken, en hun verdeling van het Land Israël op basis van grootte en het werpen van het lot. Het lijkt allemaal vrij eerlijk, tenzij je dezelfde vraag stelt die ik in 2009 stelde: “Waarom stammen?” Waarom zijn de kinderen van Israël, na het overleven van de Exodus, de oversteek van de zee en veertig jaar in een vaak vijandige wildernis, nog steeds in stammen verdeeld? Wat is er gebeurd met het enige volk dat herhaaldelijk genoemd wordt in Mozes’ vraag: “Laat mijn volk gaan?” Als al die ervaringen, met als hoogtepunt het geven van de wet, geen verenigde natie kunnen smeden, wat dan wel?
Er was duidelijk veel meer nodig. Nauwelijks hadden de kinderen van Israël groen licht gekregen om het Land binnen te gaan, toen twee van de stammen – Ruben en Gad plus de helft van Manasse – weigerden te gaan. Gedurende de eeuwen die volgden, bleken onze stammen een frequente bron van interne wrijving, zelfs van bloedvergieten.
Een bewijs van dat geweld is te vinden in een van de weinige Hebreeuwse woorden die de Engelse taal is binnengekomen, shibboleth. Gedefinieerd als “een gewoonte, uitdrukking of taalgebruik dat fungeert als een test van het behoren tot … een bepaalde sociale klasse” Betekent shibboleth in het Hebreeuws ‘korenaar’, in het boek Richteren 12:1-15, is het woord een voorbode van het Engelse gebruik ervan als het wordt gebruikt door de Gileadieten om hun Efraïmitische vijanden te ontmaskeren die over de Jordaan vluchten.
Toen de ontsnapte Efraïmieten zeiden: “Laat mij oversteken, zeiden de mannen van Gilead tegen hem: Ben jij een Efraïmiet? Als hij nee zei, zeiden ze tegen hem: ‘Zeg nu Sibboleth,’ en hij zei Sibboleth, want hij kon het niet goed uitspreken. Toen namen zij hem en doodden hem bij de doorgangen van de Jordaan. Daar vielen tweeënveertigduizend mannen. (richt.12:5,6)
Bijna vierhonderd jaar later, in 975 voor Christus, zou stammenstrijd het Huis Israël uit elkaar scheuren. Een ruzie over belastingen zette de tien noordelijke stammen, samen met een deel van Benjamin, ertoe aan om zich af te scheiden van het Judeese koninkrijk en hun eigen koninkrijk, Israël, uit te roepen. Veroverd door de Assyriërs in 721, werden de inwoners van Israël verbannen uit hun thuisland en hun uiteindelijke verblijfplaats was onbekend. Inheemse Amerikanen, de Māori in Nieuw-Zeeland, de Zuid-Afrikaanse Lembra, de Pashtuns van Afghanistan en zelfs de Japanners en de Britten – zijn slechts enkele van de volkeren die aanspraak maken op afstamming van deze verloren tien stammen.
Het afnemen van onze stammenidentiteit verloste ons echter niet van conflicten tussen joden. Dat werd op tragische wijze aangetoond tijdens het Romeinse beleg van Jeruzalem in 70 na Christus, een nationaal trauma waar we deze maand nog steeds om rouwen. Terwijl de legioenen de stadsmuren neerhaalden, waren de Joden binnen druk bezig elkaar te vermoorden. Er zou veel lijden moeten worden doorstaan, ballingschap, onderdrukking en afslachting, voordat wij Joden onszelf konden definiëren als leden van een volk, niet van meerdere stammen, maar van één volk.
De stichting van de staat Israël leek het einde van tribalisme te betekenen. Joden uit zeventig verschillende naties, die nauwelijks een gemeenschappelijke cultuur en taal deelden, werden samengebracht in ons thuisland en uitgeroepen tot staatsburgers. Ze droegen allemaal hetzelfde paspoort, salueerden dezelfde vlag en praatten in spreektaal Hebreeuws. Een Joods leger, voor het eerst sinds de Makkabeeën verenigd, vocht tegen vijanden van buitenaf. De erfenis van Issachar, Zebulon, Naftali en Asher, samen met de meeste andere stammen, waren gedegradeerd tot versieringen op synagogemuren en ramen.
Of dat dachten we tenminste. “De Israëlische samenleving is verdeeld geraakt tussen vier stammen,” verklaarde toenmalig president Reuven Rivlin in juni 2015. Hij noemde ze seculiere Joden, nationale religieuze orthodoxe Joden, ultraorthodoxe Haredi-Joden en Arabieren. Rivlin waarschuwde dat er tussen deze stammen sprake was van toenemende “spanning, angst en vijandigheid” en verre van een gedeeld gevoel van lotsbestemming. Zelfs de IDF was zijn historische rol als smeltkroes aan het verliezen en nam minder dan de helft van de bevolking in dienst. Het antwoord, zo stelde hij, was een
Nieuwe Israëlische Orde die de oude relatie tussen meerderheid en minderheid losliet ten gunste van een partnerschap gebaseerd op veiligheid, gezamenlijke verantwoordelijkheid, gelijkheid en de creatie van een verenigde Israëlische identiteit.
Rivlins jeremiade veroorzaakte veel opschudding, maar helaas met weinig resultaat. De acht jaar die sindsdien zijn verstreken, zijn getuige geweest van een bredere en diepere versplintering van de Israëlische samenleving. Veel seculiere Joden verzetten zich heftig tegen de door de regering voorgestelde gerechtelijke hervormingen, terwijl anderen ze niet minder vurig steunen. Religieuze nationale Joden zijn verdeeld tussen degenen die het radicaal anti-Arabische beleid van de ministers Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir steunen en degenen die erdoor in opstand komen. Zelfs de Arabieren zijn verdeeld in sub-stammen die ofwel de Joodse Staat blijven afwijzen of bereid zijn zich ermee te verzoenen, tussen modernisten en islamisten, tussen degenen die zich verzetten tegen een uitgebreide aanwezigheid van de politie in Arabische gemeenschappen en degenen die dat eisen.
Vandaag de dag, misschien niet minder dan 3000 jaar geleden, doemt het schrikbeeld van geweld tussen stammen onheilspellend op boven Israël. Shibboleths – in de Engelse betekenis – zijn weer schering en inslag. Je zou je bijna kunnen voorstellen dat je door bewakers wordt tegengehouden bij de B’not Yaakov brug over de Jordaan en dat je gevraagd wordt: “gerechtelijke hervorming” of “gerechtelijke staatsgreep?”.
Dat brengt ons terug bij Parshat Pinchas en bij de vraag “waarom stammen?”. Een goed Joods antwoord dat ik heb gehoord is dat onze verdeling in stammen de menselijke realiteit van diversiteit weerspiegelt. We zijn in feite inherent, voortdurend verschillend. De uitdaging aan de kinderen van Israël was om deze verschillen te overwinnen en te streven naar de eenheid en de heiligheid van het mens-zijn. En om ons te helpen dat doel te bereiken, gaf G-d ons een gemeenschappelijk geloof, een gemeenschappelijke wet en (afgezien van verschillende uitspraken) een gemeenschappelijke taal. Deze, veel meer dan stammen, hebben ons duizenden jaren in leven gehouden.
Een boodschap voor de wereld
Dit is de uitdaging voor ons vandaag, om de hardnekkige verdeeldheid onder ons te erkennen en daartussen een gemeenschappelijke basis te vinden. Vaak zal dit betekenen dat we moeten communiceren met mensen wiens standpunten we verwerpelijk vinden, zelfs gevaarlijk, en toch moeten de lijnen open blijven. Zoals bij elk gesprek moeten er grenzen worden gesteld en moet geweld onder alle omstandigheden worden uitgebannen, maar de discussie moet beginnen. Het kan worden gevoerd onder auspiciën van onze president of via de goede diensten van NGO’s (non governemental organisation), en open worden gesteld voor iedereen die bereid is om te praten.
Wij in Israël hebben nog steeds een boodschap voor de wereld – van verzoening tussen moderniteit en traditie, Oost en West, en democratie met nationale verdediging. Maar om die boodschap af te leveren, moeten we onze verdeeldheid overstijgen. Hoe tribaal ook, we moeten optreden als verenigde boodschappers.
_________________________________________________________
Bronvermelding:
Datum:
10-7-2023
Auteur:
Michael Oren
OVER DE AUTEUR Michael Oren, voorheen ambassadeur van Israël in de Verenigde Staten, lid van de Knesset en onderminister in het kabinet van de premier, is de auteur van Israël 2048: De verjongde staat (Koren, 2023).
Beeld:
Demonstrators argue with ultra-Orthodox Jews during a protest march in Bnei Brak against funding to ultra-Orthodox parties in the state budget, on May 17, 2023. (Flash90)
Website:
www.timesofisrael.com