Deze zomer bezochten mijn man Willem en ik het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Met een pendelbus reden we van het Herinneringscentrum naar het oorspronkelijke Kamp. De route daar naartoe is een smalle weg met aan beide kanten een strook gras. De strook aan de rechterkant is breder, daar liepen de Joden destijds naar het kamp. Terwijl we in de bus zitten en kijken naar de brede strook gras, zie ik in gedachten daar een stoet mensen gaan met hun schamele bezittingen. Angstig en onzeker, niet begrijpend wat er met hen gebeurt – en nog gaat gebeuren….

Etty Hillesum
Als Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog in het kamp aankomen, worden ze opgevangen door een jonge Joodse vrouw, Etty Hillesum. Etty woont in Amsterdam en op advies van haar broer Jaap gaat ze bij de Joodse Raad werken. Deze Raad was door de Duitsers in het leven geroepen om de Joodse gemeenschap te besturen. Haar vrienden dringen erop aan dat ze gaat onderduiken. Maar dat wil ze niet, want zij voelt zich geborgen in Gods armen. ‘En als je eenmaal begonnen bent met God te wandelen, ja dan wandel je maar door, het hele leven is dan een wandelen, dat is zo’n merkwaardig gevoel’, schrijft ze in haar dagboek.

Ze wil ook geen uitzonderingspositie hebben, maar hetzelfde lot ondergaan als haar volk. Ze weet wat dat betekent, maar toch blijft ze ook hoop houden dat ze het zal overleven. ’Als je in God gelooft, dan moet je Hem ook vertrouwen. Dan mag je je ook geen zorgen maken voor de dag van morgen’.

Begin augustus 1942 gaat Etty met een aantal leden van de Joodse Raad naar Westerbork om daar de mensen te helpen. Ze wil zich niet onttrekken aan het onafwendbare lot van haar Joodse volk en de mensen die in gevaar zijn niet in de steek laten. De liefde die ze heeft, kan ze overal geven, in haar vriendenkring in Amsterdam of in een concentratiekamp, vindt ze.

Dramatische omstandigheden
Als ze In Westerbork aangekomen is, dan schrijft ze in de vele brieven aan haar vrienden over wat ze meemaakt. Er komt zoveel op haar af: de verpaupering, de modder, de kinderen die voor haar ogen sterven, de vele oude mensen die bij het kamp afgeladen worden.

‘Ach, weet u’, schrijft ze eind december 1942, ‘dit is zo verschrikkelijk triest en beschamend dat men erbij gestaan heeft en het niet heeft kunnen verhinderen. Er was een vrouwtje die haar bril en medicijnfles thuis op de schoorsteen had laten liggen en of ze dat nu kon krijgen en waar ze eigenlijk precies was en waar ze naar toe zou gaan.’

‘Een vrouw van 87 jaar oud klemde zich met zoveel kracht aan mijn hand vast, dat ik meende dat ze die nooit meer los zou laten. Ze vertelde me hoe de stoep van haar huist altijd geglommen had en dat ze nooit in haar leven gewend was geweest haar kleren onder het bed te gooien wanneer ze ging slapen.’

‘En dat oude, gebogen heertje van 79 jaar oud. Hij was 52 jaar getrouwd, vertelde hij, en nu lag zijn vrouw in Utrecht in het ziekenhuis en hij zou de volgende dag weggevoerd worden uit Holland.

‘Kun jij me uitleggen’, vraagt een oude vrouw haar, ‘waarom wij Joden zoveel lijden moeten?’ Etty kan eigenlijk niet veel doen, behalve wat liefde geven en ze schrijft: ‘En ik meen dan ook, dat deze aarde alleen weer iets bewoonbaarder zou kunnen worden door die liefde, waarover eens de Jood Paulus schreef aan de inwoners van de stad Korinthe, in het dertiende hoofdstuk van zijn eerste brief’.

Op transport
Op 21 juni 1943 arriveren haar vader, moeder en broer Mischa in kamp Westerbork. Het is de zwartste dag van haar leven. Vanaf dat moment zet ze zich helemaal in om voor haar familie te zorgen. Maar een paar maanden later is dan toch het vreselijke moment aangebroken dat vader, moeder, Etty en Mischa op transport gezet worden.

Volgens een getuige stapt Etty blijmoedig in de trein. Ze zwaait haar vrienden in het Kamp nog vrolijk gedag. Op 7 september 1943 gooit ze een briefje uit de trein, dat wonder boven wonder aankomt bij haar vriendin:

‘Christien, ik sla de Bijbel op een willekeurige plaats open en vind dit: de Heere is mijn hoog vertrek. Ik zit middenin een volle goederenwagen op mijn rugzak. Vader, moeder en Mischa zitten enige wagens verder. Het vertrek kwam toch nog vrij onverwachts. Plotseling kwam bevel voor ons speciaal uit Den Haag. We hebben zingend dit kamp verlaten, vader en moeder zeer flink en rustig. Mischa eveneens. We zullen drie dagen reizen. Dank voor al jullie goede zorgen. Tot ziens van ons vieren. Etty.’

Op 30 november 1943 wordt Etty in Auschwitz vermoord, ze was 29 jaar oud. Ook haar ouders en broers komen om.

Overlevenden van de kampen hebben later verteld dat Etty tot het laatst een ‘lichtende persoonlijkheid’ was. Ze was een licht voor anderen door de goddelijke liefde waar de apostel Paulus over schrijft. Laten ook wij, evenals Etty, op de plaats waar God ons gesteld heeft, proberen een zegen voor anderen te zijn en een licht in deze donkere wereld. Door Zijn liefde.


Bronvermelding:
Datum:        09-11-2022
Auteur:        Marianne Glashouwer
Beeld:          Wiki Media Commons
Website:      www.christenenvoorisrael.nl/


 

EN / NL/ עב