Lezingen:
Thora Exodus 1:1-6:1
Haftara Jesaja 27:6-28:13 en 29:22-23
Tweede testament 1 Corinthiërs 14:13-25
Introductietekst:
„Dit zijn de namen (sjemot) van de zonen Israels die naar Egypte zijn gekomen; met Jacob elk met zijn huis zijn ze gekomen; Ruben, Simeon, Levi en Juda; Issachar, Zebulon en Benjamin; Dan, Naftali, Gad en Aser. Heel het zielental van wie zijn voortgekomen uit de heup van Jakob is: zeventig zielen“. (NV)
De parasja van deze week en het tweede boek van de Thora dragen de titel Sjemot wat staat voor namen. Het verhaalt o.a. over de geboorte en opgroeien van Mozes maar ook van een volk. Mozes vlucht in eerste instantie weg van zijn volk, maar na een lange tijd en door tussenkomst van de Ene gaat hij weer terug. Om als leider het volk uit te leiden. Het volk dat in Egypte in slavernij leeft, maar ondanks onderdrukking vasthoudt aan zijn identiteit. Een naam staat niet alleen voor een persoon maar ook voor een geschiedenis. Het is een herinnering aan de identiteit van een persoon maar ook van zijn familie en nog groter van het volk waartoe men behoort. Dat gold ook voor de joden in Egypte, hoewel ze toen nog niet zo genoemd werden. Het volk van Abraham, Izaäk en Jacob heeft in Egypte haar identiteit behouden– en ook alle eeuwen daarna, ondanks de verstrooiing, en dat is bijzonder te noemen! De taal, gewoontes, feesten, kleding en namen het is gebleven. Van familie naar volk, met aan het hoofd die Ene Naam; Baruch haSjem. Het koninkrijk neemt niet met veel lawaai toe, dat gebeurd stilletjes, stille nacht zogezegd. In de Joodse traditie wordt Zijn heilige Naam ook stil gehouden bij gebeden en lezingen uit de Thora. In het dagelijks taalgebruik wordt Zijn naam vervangen door ‘haSjem’, de Naam als verwijzing naar barmhartigheid en Zijn eeuwigheid. Door de tijden heen is de Ene Zijn volk nabij en ook wij mogen leven met die belofte ‘Ik ben met u, al de dagen, tot aan de voleinding der wereld’. Immanuel, wat er ook gebeurt, de Almachtige zij met ons!
Presentatie: Arnold Visscher