Parashat Mattot en Mas’é
De parasjat Mattot vinden we in Bemidbar oftewel Numeri 30:1 tot 32:42. Er worden verordeningen gegeven met betrekking tot hen handelen inzake geloften die door een man, een vrouw of een meisje aan de Eeuwige worden gedaan. Mosjé krijgt de opdracht om voor zijn heengaan strijd te voeren tegen de Midianieten om wraak te nemen voor de grote verleiding tot ontucht en afgoderij waartoe de Midianitische vrouwen het volk hadden verleid. Re’oeveen en Gad verzoeken Mosjé om hen toe te staan land te bezitten aan de oostzijde van de Jordaan.
De parasjat Mas’é begint in Bemidbar 33:1, waar een overzicht wordt gegeven van de 42 rustplaatsen, die Israël heeft aangedaan gedurende het veertigjarige verblijf in de woestijn. De grenzen van het beloofde land Kanaän worden aangegeven en de stamhoofden die het land onder het volk moeten gaan verdelen worden aangewezen. Er komen verordeningen betreffende de vrijsteden, zowel in het land als aan de oostzijde van de Jordaan. En er komt een huwelijksverbod voor erfdochters buiten hun stam.
Uit elke parasja zullen we een onderwerp nader uitwerken. In deel 1 zullen we ingaan op de wens van Reóeveen en Gad om land te bezitten aan de oostzijde van de Jordaan. In deel 2 en 3 bespreken we de regeling van de vrijsteden en natuurlijk, wat betekenen deze teksten voor ons, gelovigen in Jesjoea.
Luister je weer mee?
Shalom, Kees Duijzer