De afgelopen week heeft de tragedie en het trauma van het bijna honderd jaar durende Israëlisch-Palestijnse conflict in alle hevigheid laten zien. De relatieve rust die de afgelopen jaren kenmerkte, was slechts een façade die ons verblindde voor de spanningen en problemen die de kern van het conflict vormen en die onaangeroerd zijn gebleven.

Terwijl ik dit artikel schrijf, verbleef ik zelf dagen en nachten binnen en in het trappenhuis van mijn appartement (de veiligste plaats, wanneer je geen beveiligde ruimte hebt), vanwege het spervuur van raketten die de terreur­groepen Hamas en de Islamitische Jihad mee­dogen­loos op Israël hebben afgevuurd. Dit is echter niets vergeleken met de zuidelijke steden Sderot en Ashkelon die het zwaarst getroffen zijn door de meer dan 2.000 raketten die op Israëls woongebieden waren gericht.

Tegelijkertijd kunnen mijn vrouw Hadas en ik ’s avonds niet veilig buiten rondlopen in de omgeving van ons huis in Jaffa, vanwege het toenemende Joods-Arabische geweld. Ik ben nog nooit in mijn leven zo overweldigd geweest met tranen in mijn ogen, meerdere malen per dag, als ik denk aan de benarde situatie van mijn volk hier in Israël en onschuldige Palestijnse levens die zijn genomen als gevolg van de huidige escalatie.

Na veel verzoeken dat iemand die het persoonijk meemaakt uitlegt wat er in Israël gebeurt, vond ik het noodzakelijk om mijn eigen ervaring en perspectief van de ongekende gebeur­tenissen van de afgelopen week op te schrijven. Dit is niet bedoeld om de hele geschie­denis van het conflict tussen Joden en Arabische Pales­tijnen hier te behandelen, maar in plaats daarvan wil ik proberen uit te leggen en na te denken over wat zich tot nu toe heeft ontvouwd, beleefd door een Joodse burger in Israël.

Gedurende de afgelopen maand hebben moslims de heilige maand Ramadan gevierd, waarin zij dagelijks van zonsopgang tot zonsondergang vasten. Gedurende deze tijd lopen de spanningen over het algemeen hoog op, waardoor de kans op botsingen toeneemt tussen Israëlische veiligheids­troepen en duizenden moslims uit heel Israël en de Westelijke Jordaan­oever, die naar de Al-Aqsa Moskee in Jeruzalem komen om daar te bidden.

Dit jaar begon de kern van de gebeurtenissen in Sheikh Jarrah, een overwegend Palestijnse wijk in Oost-Jeruzalem. Daar vonden grote protesten plaats van zowel Palestijnen als Joden tegen de achter­grond van acht Arabische gezinnen die dreigden te worden uitgezet door Joodse bewoners.

De uitzetting van Palestijnse gezinnen uit hun huizen in Oost-Jeruzalem heeft over het algemeen plaats gevon­den in het kader van de Wet op de Eigen­dommen van Afwezigen en de Wet Juridische en Adminis­tratieve Aangele­genheden van 1970. Op grond van deze wetten kunnen Joden in Oost-Jeruzalem eigen­dommen opeisen die na de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 onder Jordaanse controle zijn gebracht.

Op het eerste gezicht kunnen deze wetten klinken als een mechanisme om recht te doen aan eigenaars van onroerend goed die als gevolg van de oorlog gedwongen waren hun huizen te ontvluchten. Hetzelfde geldt echter niet voor Palestijnen, die ofwel vrijwillig uit angst zijn gevlucht, ofwel in 1948 eveneens met geweld uit West-Jeruzalem zijn verwijderd.

Overijverig Joods nationalisme
Nu maken ultra-nationalistische niet-gouvernementele organisaties, zoals Ateret Cohanim en Elad, misbruik van deze wetten en richten zij zich op deze eigen­dommen, om de Arabische bewoners te vervangen door Joodse gezinnen. Dit maakt deel uit van een georga­niseerd project om de Joodse bevolking in Oost-Jeruzalem uit te breiden ten koste van de Arabische bewoners. Als gevolg hiervan lopen meer dan 100 gezinnen het risico hun huis te verliezen, de meesten van hen wonen in de wijken Sheikh Jarrah en Silwan in Oost-Jeruzalem.

Dit soort gedrag is een flagrant voorbeeld van een overijverig Joods nationalisme dat hier in Israël sinds enkele jaren de kop opsteekt. Naar mijn mening wijkt dit af van de kerngedachte van het zionisme, namelijk het nastreven van collectieve vrijheid voor een historisch onderdrukt volk. De zionistische beweging is niet ontstaan op basis van ideeën over Joodse superio­riteit, maar als oplossing voor een eeuwenoud probleem van antisemitisme.

Rellen in gemengde steden
Als gevolg daarvan verspreidden de protesten zich naar Arabische steden in heel Israël, zoals Haifa, Jaffa, Lod, Umm al-Fahm en meer. In Jaffa kon je spreekkoren horen zeggen: ‘Eerst Sheikh Jarrah, daarna Jaffa.’ In Lod is de politie de controle grotendeels kwijt, en wordt ‘de straat’ voornamelijk geregeerd door Arabische en Joodse bendes.

Veel Joden moesten hun huizen ontvluchten omdat ze dreigden te worden gelyncht en hun huizen in brand werden gestoken door Arabische relschoppers. Synagogen werden ontheiligd, auto’s en politieauto’s werden in brand gestoken. Tegelijkertijd kwamen menigten Joden, zowel plaatselijke als van buiten de stad, onder meer uit nederzettingen in Judea en Samaria, met georga­niseerd busvervoer naar gemengde steden om Joden te beschermen en Arabieren, moskeeën en privé-eigendommen aan te vallen. Dit werd aangemoedigd door ultra-nationalistische politici in de Knesset, zoals Itamar Ben Gvir, fractievoorzitter van de partij ‘Otzma Yehudit’ (Joodse Kracht).

Helaas is de uitbarsting van geweld in gemengde Joods-Arabische steden het resultaat van jarenlange ophitsing tegen de Israëlisch-Arabische bevolking door personen die hoge machts­posities bekleden. Gelukkig hebben veel Joodse religieuze en politieke leiders dergelijke daden en uitlatingen veroordeeld. Maar meer dan tien jaar Benjamin Netanyahu als premier heeft geleid tot een giftig discours tegen de Arabische minderheids­bevolking in Israël. Het opnemen van extremisten in zijn regering, zoals Itamar Ben Gvir, heeft de zaken alleen maar erger gemaakt. Hij bevordert de verplaatsing van Arabische bevolkingsgroepen uit Israël en roept op tot het intrekken van hun staatsburgerschap.

In de schuilkelders
Als reactie daarop heeft de gewelddadige groepering die de Gazastrook met geweld regeert en Israëls totale vernietiging nastreeft, Hamas, Israël in slechts vier dagen bestookt met meer dan 2000 raketten en projec­tielen. Afgelopen maandag was ik in de Knesset in Jeruzalem (het Israëlische parlement) toen de sirene van de luchtaanval afging. Ik werd samen met de Israëlische parlements­leden in een schuilkelder geplaatst. Mijn vrouw Hadas en ik brachten de twee daaropvolgende nachten binnen door en in het trappen­huis van ons gebouw, samen met onze buren, nadat Hamas en de Islamitische Jihad een spervuur van raketten op Tel Aviv hadden afgevuurd.

Israëli’s in het hele zuiden hebben dag en nacht in schuilkelders doorgebracht. Ongeveer tien Israëli’s zijn gedood, onder wie vrouwen en kinderen, zowel Arabieren als Joden.

Geen schuilkelders
Elke raket die door Hamas en de Islamitische Jihad wordt afgevuurd, is gericht op centra van de burger­bevolking en niet op militaire doelen. Elke raket kan het leven kosten aan onschuldige burgers. Toch heeft de wereld de neiging om Israël te verwijten dat het te veel middelen om zich te verdedigen heeft, terwijl de Palestijnen in Gaza er geen hebben. Terwijl de hoge leiders van Hamas schuilkelders hebben en het grootste deel van hun tijd tijdens het conflict doorbrengen in ondergrondse bunkers, lanceren hun soldaten raketten en slaan ze wapens op in bevolkingscentra, terwijl de niet-strijdende Palestijnen geen schuilkelder hebben en niets en niemand hebben om hen te beschermen.

Als reactie daarop heeft Israël de dichtbevolkte Gazastrook gebombardeerd met gevechts­vliegtuigen, gericht op militaire doelen van Hamas en Jihad. Hier­onder vallen verschillende hoofd­kwartieren van de militaire vleugel van Hamas, politie­bureaus, banken en een diep ondergronds gelegen tunnel­netwerk van Hamas, in Israël ‘de metro’ genoemd. De Israëlische luchtmacht heeft ook gerichte moord­aanslagen gepleegd op hoog­geplaatste comman­danten van Hamas en de Islamitische Jihad.
Naast deze doelwitten heeft Israël ook hoge civiele gebouwen met de grond gelijk gemaakt, na de bewoners te hebben opgeroepen om te vertrekken voordat de aanval wordt uitgevoerd. Als gevolg hiervan zijn volgens de laatste berichten meer dan 100 Palestijnse niet-strijders gedood door Israëlische aanvallen, onder wie 27 kinderen.

Wat zich nu in Israël en Palestina afspeelt, is een tragedie. Helaas is het al jaren aan de gang en heeft de kortzichtige visie van de Israëlische regering haar ervan weerhouden de wortel van veel onder de oppervlakte liggende onderlingen etnische problemen tussen Joden en Arabieren aan te pakken.
Tegelijkertijd is Israël het enige land in de hele wereld waarvan het bestaans­recht en het recht op zelfver­dediging worden ontzegd, zowel in eigen land (door Palestijnse groeperingen) als in het buitenland. Zowel de Israëlische als de Palestijnse samenleving leven met trauma’s van geweld van de andere kant.

Een van de sleutelwoorden die ik steeds weer in de media heb horen opduiken is ‘macht’. Het machts­verschil tussen Israël en de Palestijnen is reëel en belangrijk. De militaire macht van de Palestijnen in Gaza en op de Westelijke Jordaan­oever is niets vergeleken met die van Israël, dat een van de machtigste legers ter wereld heeft.

Macht bepaalt echter niet noodzakelijkerwijs de overwinning in een oorlog; macht bepaalt niet wie gelijk heeft en wie niet; en macht bepaalt niet wie pijn voelt en hoeveel pijn dat is.

Wij kunnen de pijn van anderen niet negeren en willekeurig beslissen wie gelijk heeft en wie ongelijk. We moeten ons mede­leven betuigen met en rouwen om de kinderen van Gaza, die getrauma­tiseerd opgroeien door de Israëlische lucht­aanvallen en de jaren­lange oorlog, met nauwelijks hoop in het vooruitzicht – ongeacht wiens schuld dat is. Tegelijkertijd mag dit ons verlangen niet wegnemen om op te komen voor de gezinnen in steden als Ashkelon en Sderot, waarvan de kinderen, ook al vanaf hun geboorte, maar al te vertrouwd zijn met het trauma van om de paar maanden gebombardeerd te worden met een spervuur van raketten.

Mijn gevoel is dat het streven naar gerechtigheid in deze wereld de neiging heeft om één enkele dader aan te wijzen en te straffen – de één moet gelijk hebben en de ander moet ongelijk hebben.

Dit is wat veel deskundigen en schrijvers over de hele wereld kennelijk proberen te doen – de ene partij (Israël danwel Palestijnen) te belasteren en te demoniseren, terwijl de andere partij wordt verheerlijkt als degene die aan de ‘goede kant van de geschiedenis’ staat, waar waarheid en gerechtigheid worden gevonden. Dit wakkert het conflict alleen maar aan en leidt ertoe dat er minder wordt nagedacht over het vinden van oplos­singen.

Joods-Arabische samenwerking is hard nodig
Intussen treuren alle bewoners van Sion, zowel Joden als Arabieren.

Joods-Arabisch partnerschap is in deze hachelijke tijden hard nodig. De ironie is dat, ook al zijn Joden en Arabische Palestijnen verwikkeld in een slepend conflict, er veel momenten zijn van co-existentie, wederzijds begrip en respect, en van partnerschap. We moeten daarvoor vechten, het geweld tegen beide gemeen­schappen aan de kaak stellen en actief zoeken naar plaatsen waar zowel Joden als Arabieren de handen ineen kunnen slaan en een welvarender en veiliger toekomst voor Israël en de Palestijnen kunnen creëren.

Lees ook:
U vertrouwt Arabische artsen, waarom geen Arabische politici?
‘Arabische MK’s moeten samenwerken met Netanyanu’
Netanyahu op campagne bij Arabische kiezers
‘Arabieren en Joden gaan goed met elkaar om’


Bronvermelding:
Datum:        24-05-2021
Auteur:        Jason Silverman
Website:      israeltoday.nl


 

EN / NL/ עב